Tuschinskitheater - Reguliersbreestraat 26, is door een toeval ontstaan. Toen in 1904 de Poolse jood Abram leek Tuschinski (1886-1942), van beroep vestenmaker, op zijn reis van Polen naar de Verenigde Staten in Rotterdam bleef hangen, omdat zijn schip vol was, ging hij werken als kleermaker. Hij begon een pension voor land- en lotgenoten en toen hij merkte dat hij in ons land ook geld kon verdienen, bleef hij hier. Weliswaar opende hij in 1911 zijn eerste bioscoop in Rotterdam, maar al snel had hij door dat hij voor een groot uitgaanspubliek in A. bij het Rembrandtplein moest zijn. In 1920 bouwde hij in de voormalige Duvelshoek* in A. een theater voor 4,5 miljoen gulden.
Op 28 okt. 1921 werd het geopend en "heel" A. was daarbij aanwezig. Men bewonderde niet alleen het fraaie in art-deco-stijl gebouwde interieur, maar was ook vol lof over het Amerikaanse Wurlitzer-orgel, dat in België was gekocht. Na verloop van tijd werd Pierre Palla de vaste bespeler en later werden ook musici van het Tuschinski-orkest (onder leiding van Max Tak*) als vervangers van Palla opgeleid, zoals Louis Schmidt (de latere Kovacs Lajos) en Harry Busnach. Tuschinski liet nog twee bioscopen bouwen: Roxy* in de Kalverstraat en Passage aan de Nieuwendijk, beide inmiddels opgeheven, in de Tweede Wereldoorlog stierven Tuschinski en zijn zwagers Herman Gerschtanowitz en Herman Ehrlich in 1942 in een concentratiekamp in hun vaderland Polen. Het Tuschinskitheater heette toen op last van de Duitse autoriteiten Tivoli, waar de Amsterdammers van maakten: Tuschinski Is Verkocht Of Liever Ingepikt. Na 1945 heeft Max Gerschtanowitz het Tuschinskiconcern tot grote bloei gebracht. Het bezit groeide tot 14 theaters in A. Het concern vierde in 1971 zijn gouden jubileum. Het variété van het pauzetoneel was toen al verdwenen en ook was in 1969 het Tuschinski-orkest opgedoekt. Begin 1984 verkocht de eigenares van Tuschinski, de Britse Rank Organisatie, het bedrijf aan het lsraëlisch-Amerikaanse Cannon International.
Deze koop omvatte niet alleen theater Tuschinski, maar ook vijftien bioscopen in A., Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Hilversum, met een totaal van 31 zalen. In 1987 werd Cannon voor de helft eigenares van de Amerikaanse maatschappij Warner Bros. Tuschinski kreeg in 1984 een opknapbeurt, waarbij ook een nieuwe vloerbedekking behoorde. Het nieuwe tapijt was afkomstig van de firma Tapis Marakesh, die een garantie van dertig jaar bood. Driehonderd Marokkaanse vrouwen knoopten het 1.500 kg wegende tapijt met zeventien miljoen knopen (130 m2) in achttien kleuren. Het oude tapijt werd aangekocht door het ponypark Slagharen, waar het na een restauratie-beurt in het inmiddels verdwenen "Amsterdams paviljoen" werd neergelegd. In juli 1984 werd het nieuwe tapijt tijdens een feestavond ingelopen.
In de zomer van 1986 werden voor het eerst rondleidingen in het theater georganiseerd. Ook de concerten op het grote theater-orgel op zaterdagochtend vielen in de smaak. Tuschinski, dat vanaf 1995 onder Pathé Cinemas valt, is inmiddels uitgebreid richting Vijzelstraat. De gevel daar is van de Franse architect Christian de Portzamparc. Door de uitbreiding kreeg het Tuschinskicomplex er in 2001 dertien zalen bij. In Amsterdam Zuid-Oost zette Pathé naast de Arena* een Megabioscoopcomplex met veertien zalen, dat eveneens gereedkwam in 2001.
LIT. J.E. van de Kamp, Mens, durf te leven, 1978, 173; Peter-Paul de Baar, Een tweede leven voor de Duvelshoek? O.A. 1992, 42; jan Pieter Ekker, 75 Jaar Tuschinski Theater, 1996; Marielle Kempen, Tuschinski en Royal in de jaren twintig, O.A. 1996, 52; Henk van Gelder, Abraham Tuschinski, 1996; Jesse Goossens, Tuschinski - Droom, legende en werkelijkheid, 2002.