XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Mozes en Aaronkerk

betekenis & definitie

Mozes en Aaronkerk - In aanwezigheid van burgemeester Van Thijn, commissaris van de Koningin in Noord-Holland De Wit en H.J.A. Bomers, bisschop van Haarlem, heropende koningin Beatrix op 22 januari 1991 de Mozes en Aaronkerk aan het Waterlooplein. "Een baken in een zee van veranderingen", zo noemde Van Thijn de Mozes en Aaronkerk, "liggend aan een plein dat je een optelsom zou kunnen noemen van wat de stad door de eeuwen heen heeft meegemaakt". Daarbij herinnerde hij aan de leegte na de oorlog. De toespraak werd besloten met een Jjiddische muziekgroep, die over deze periode zong, waarna Sylvia Deen de Koningin het eerste exemplaar aanbood van het boek "Mozeshuis in de stad", geschreven door Gerard van den Boomen. Daarin wordt de historie van "de Mozes", zoals deze kerk in de volksmond wordt genoemd, uit de doeken gedaan. "De Mozes" ontstond in een periode, waarin het aan rooms-katholieken en anderen die niet tot de staatskerk behoorden, niet werd toegestaan een eigen godshuis te bouwen.

Oogluikend werd echter toegelaten dat zij diensten hielden in een eigen gebouw, als maar niet van buiten kon worden gezien dat het een kerk was. Zo was er sinds 1633 een schuilkerkje in de Uilenburgersteeg, "Het Schaep". Dat huis werd echter spoedig te klein. Vandaar dat in 1641 aan de overkant het huis, "waar Mozes in de gevel stond", werd aangekocht. Dit pand werd verbouwd en in 1649 als kerk ingewijd. Ook deze ruimte bleek al spoedig te klein voor de ruim 2.000 mensen die op zon- en feestdagen ter kerke gingen. In 1682 kwamen het huis "daer Aron inde Gevel staet" met nog drie pakhuizen ter beschikking. De pastoor liet van dezes huizen, met behoud van de afzonderlijke voorgevels, een kerkruimte maken. De schuilkerk werd naar de voorstelling op de beide gevelstenen De Mozes en Aaron of De Mozes genoemd. Dat de officiële naam echter de kerk van Antonius van Padua is, weet bijna niemand.

In 1837 werd de kerk herbouwd onder leiding van architect Tieleman Franciscus Suys. De huidige kerk werd op 26 okt. 1841 ingewijd. Het Christusbeeld is van de Antwerpenaar Joannes Baptista de Cuyper. Aan de achtergevel waren de zintekenen van het Oude Verbond: de koperen slang in de woestijn, met Mozes en Aaron. Deze reliëfs zijn in 1891 verdwenen. Wat lager staat Melchizedek in een nis. De Mozes en Aaron kerk heeft een grote reputatie op muzikaal gebied. Het orgel van de kerk, gebouwd door Adema, dateert uit 1871. Het heeft na een enkele restauratie gespeeld tot 1980. In 1993 werd het door de orgelbouwer Flentrop in Zaandam voor ƒ 1,3 miljoen gulden gerestaureerd.

Beroemd was in de vorige eeuw het mannenkoor Zelus pro domo Dei. Door de aanleg van de IJ-tunnel moest de oude pastorie worden afgebroken en werd een nieuwe aan de andere zijde van de kerk gebouwd. Dit Mozeshuis* heeft iets van een duiventil, waar allerlei "hippe vogels" neerstrijken om zich aan allerhande activiteiten "a la Paradiso" over te geven. Het kerkgebouw, dat sinds de jaren zestig niet meer als zodanig in gebruik is, loopt hiermee in de maat: de theetuin, het meditatiecentrum en de theaterliturgie zijn in A. en ver daarbuiten bekend. Op 5 sept. 1971 kreeg deze gemeente van mgr. Zwartkruis, de bisschop van Haarlem, de gevraagde zelfstandigheid. Het werd geen parochie, maar een kerkelijke vereniging die rechtstreeks onder de bisschop ressorteert.

In 1989 werd begonnen met de restauratie van dit markante kerkgebouw. De vloer ging eruit en werd vernieuwd. Dit was voor de stadsarcheoloog Jan M. Baart de gelegenheid archeologisch onderzoek te doen. Daaruit kwam onder meer naar voren dat er in de omgeving veel mensen van verschillende nationaliteiten en godsdiensten hebben gewoond. Dit leidde Baart af uit de Portugese en Duitse borden en de sabbatlampen die in de grond werden gevonden.

LIT. C. de Lange O.F.M., Het zangkoor van de Mozes, O.A. 1966, 330; H. Wartenbergh, R.-k. kerken binnen de Singelgrachtgordel, O.A. 1973, 210; dr. Thomas H. von der Dunk, Een kathedraal voor Amsterdam, J.A. 1994, 108.

< >