Zuidafrikaans staatsman, militair, filosoof, rechtsgeleerde (Bovenplaats, familiebezit „Ongegund”, bij Riebeek-West, Kaap, 24 Mei 1870 - Irene, bij Pretoria, 11 Sept. 1950), telg ener familie, die afstamt van Michiel Cornelis Smuts die in 1692 in Compagniesdienst uit Zeeland naar de Kaap kwam, studeerde als zoon van een vooraanstaand boer van 1886 af in Stellenbosch letteren en natuurwetenschappen en daarna in Cambridge rechten van 1891 tot 1894. Hij weigerde een professoraat aan Christ’s College, keerde terug naar de Kaap en praktizeerde enige jaren als advocaat en medewerker van de Cape Times te Kaapstad, waar hij Rhodes steunde tot de Jameson-inval.
Na dit verraad ging Smuts verbitterd naar Transvaal, praktizeerde enige tijd als advocaat in Johannesburg en werd in 1898 door Kruger benoemd tot staatsprocureur van Transvaal.Zeer anti-Brits in die dagen, stelde hij na het uitbreken van de Tweede Vrijheidsoorlog het strijdschrift Een Eeuw van Onrecht op, door zijn vrouw in het Engels vertaald en later op naam van F. W. Reitz uitgegeven. Voorstander van een aanvallende strategie, streed hij als vechtgeneraal onder De la Rey in 1900, en in 1901 voerde hij zijn beroemde commandotocht uit dwars door de Kaapkolonie. Op 31 Mei 1902 behoorde hij tot de ondertekenaars van de Vrede van Vereeniging. Daarna verzette hij zich fel tegen „het wrede bewind van Vae Victis” (brief aan Emily Hobhouse), toegepast door Lord Milner.
Na de liberale overwinning van 1905 in Engeland pleitte Smuts daar voor verantwoordelijke regering door de Boeren zelf, hetgeen ruim een jaar later werd verleend. Smuts, die in Transvaal voor coöperatie met de Britten had gepleit in de beweging „Het Volk”, werd nu in 1907 minister van Binnenlandse Zaken in het eerste Transvaalse ministerie-Botha. Hij ijverde sindsdien voor een Unie van alle gewesten in Zuid-Afrika, die in 1910 tot stand kwam. Smuts werd nu Unieminister van Binnenlandse Zaken, Mijnwezen en Oorlog onder Botha. Hij legde de grondslagen voor de verdedigingsmacht van de Unie. In 1912 verruilde hij de eerste twee ministeries voor Financiën, maar van 1913 tot 1919 was hij slechts minister van Oorlog.
In de nieuwe Unie was zijn beleid gericht op de samensmelting der Blanke groepen, en in 1914 steunde hij het beleid van Botha tot deelneming aan Wereldoorlog I. Na de onderdrukking van de rebellie tegen dat beleid, leidde hij de verdere veldtochten, die voerden tot verovering van Duits Z.W.-Afrika, en in 1916/’17 een buitengewoon moeilijke reeks operaties tot verovering van Duits Oost-Afrika, als aanvoerder van het Britse leger aldaar. In Engeland richtte hij met Churchill en anderen de R.A.F. op en Lloyd George nam hem in 1917 op in het imperiale oorlogskabinet. Sindsdien streefde Smuts naar een Gemenebest van Naties onder de Britse Kroon, terwijl hij toen reeds de Volkenbond in het verschiet zag als panacee tegen verder oorlogsgeweld. Hij had een groot aandeel in de oprichting er van, tekende tegen zijn zin de vrede van Versailles, waar hij een nieuwe oorlog van verwachtte, en steunde in Versailles Nederland tegen de Belgische aanspraken op grondgebied. Kort daarna werd hij teruggeroepen om de overleden Botha als premier te vervangen en van 1919 tot 1924 was hij tevens minister van Naturellenzaken.
De naweeën van de oorlog verzwakten zijn positie en in 1924 verloor hij de verkiezingen tegen de opkomende nationale partij onder Hertzog. Tussen 1924 en 1933 bewoog hij zich veel op filosofisch gebied en ontwikkelde de leer van het holisme. Hij bleef tevens leider der oppositie en accepteerde als zodanig in 1933 generaal Hertzog’s aanbod tot vorming van een coalitie-regering. Dit maakte hem vicepremier en minister van Justitie. Op 5 Dec. 1934, bij de samensmelting der partijen van Hertzog en Smuts in de nieuwe „Verenigde S.A. Nasionale Party” die in 1938 een overweldigende stembusoverwinning op Malan behaalde, werd hij tevens onder-leider van deze Verenigde Party.
In Sept. 1939, na de oorlogsverklaring van Engeland aan Duitsland, diende Smuts een amendement in tot deelneming aan de oorlog, op Hertzog’s voorstel aan het Parlement om neutraal te blijven. De aanneming van dit amendement deed Hertzog aftreden en maakte Smuts wederom premier. Hiernaast is hij van 1939 tot 1948 tevens minister van Buitenlandse Zaken en van Oorlog geweest.
In Wereldoorlog II kwam het genie van Smuts eerst waarlijk tot zijn recht. Als opperbevelhebber der Zuidafrikaanse troepen te velde (1940-1949) en als Brits veldmaarschalk (sinds 1941) had hij een groot aandeel in de voorbereiding der campagnes in Abessinië, Egypte en Tripolis, en later van de Zuidafrikaanse hulp in de Italiaanse veldtocht. Op zijn aanstichten werd de productie van de Unie ten behoeve van de oorlog tot het uiterste opgevoerd, hetgeen echter ook grote welvaart in het land bracht. Na Roosevelt en Churchill was hij de belangrijkste figuur bij de Westelijke Geallieerden. Hij was het die het eerste de gedachte uitsprak van een Atlantisch Pact en die de grondslagen hielp leggen voor de nieuwe Organisatie der Verenigde Volken. De considerans van het Handvest dezer organisatie is van zijn hand.
Terwijl Smuts’ invloed in de wereldpolitiek steeg, verzwakte echter zijn greep op het staatkundig leven in Zuid-Afrika en bij de eerste naoorlogse verkiezing in 1948 behaalde de Nasionale Party van Malan de overwinning. Smuts bleef echter tot zijn dood de leider van de parlementaire oppositie. Hij stierf kort na de luisterrijke viering van zijn 80ste verjaardag, overleefd door zijn weduwe Sybella Margaretha Krige („Ouma Smuts”), met wie hij in 1897 getrouwd was en die hem steeds trouw terzijde stond in zijn politieke streven.
Zijn huis, Doornkloof in Irene bij Pretoria , wordt als Smutsmuseum ingericht. In Londen wordt een standbeeld voor hem opgericht en op het hoogste punt van de Tafelberg is voor hem, de natuurliefhebber en bergklimmer, een bronzen gedenkplaat aangebracht. Zijn levensgroot portret door de Nederlandse schilder Frans Oerder bevindt zich in het Stadhuis van Pretoria. Onder de 24 ere-doctoraten die hij ontving waren ook die van Utrecht (1936) en Leiden (1946), beide in de rechten.
PROF. DR M. BOKHORST
Bibl. (o.a.): League of Nations — a Practical Plan (1919); War-time Speeches (1919); Holism and Evolution (1926); Africa and some World Problems (1930); Plans for a Better World (1942).
Lit.: N. Levi, Jan Smuts (Pretoria 1917); S. G. Millin, General S., 2 dln (London 1936); H. C. Armstrong, Grey Steel (J.
C. Smuts) (London 1937); T. Macdonald, Jan Hofmeyr, Heir to S. (Capetown 1948); J. C. Smuts, J. Chr. S., by his Son (Capetown 1952).