Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

RANKPOTIGE KREEFTEN

betekenis & definitie

Cirripedia, een orde van vastzittende Schaaldieren, gekenmerkt door het bezit van een carapax (z schaaldieren), die tot een grote mantel uitgroeit, waardoor het gehele dier wordt ingehuld en waarin kalkplaten worden afgezet. De dieren hechten zich met het kopgedeelte vast en wel met behulp van cementklieren, die aan de 1ste antennen uitmonden.

Door de samentrekking van een dwarsverlopende sluitspier kan de toegang tot de mantelholte worden gesloten. Typisch voor de groep zijn de 6 paar borststukpoten, die splijtpoten (z schaaldieren) zijn met lange, veelledige, behaarde takken (cirri), gekeerd naar die zijde, waar de door de mantel omsloten ruimte met de buitenwereld samenhangt. Deze cirri kunnen rhythmisch naar buiten gestoken en weer teruggetrokken worden, waardoor de opneming van kleine voedseldeeltjes plaats vindt. Het achterlijf is geheel rudimentair. De dieren zijn hermaphrodiet, maar bij sommige soorten (bijv. Scalpellum) komen bovendien nog dwergmannetjes voor, die in de mantelholte van de hermaphrodiet leven. Darwin, die van de Cirripedia een uitvoerige studie gemaakt heeft, noemde deze mannetjes „complemental males”.Door Cuvier werden de rankpotigen nog tot de weekdieren gerekend, maar J. V. Thompson (1830) ontdekte de vrijzwemmende Nauplius-larve (z schaaldieren), waardoor de plaats der rankpotigen onder de schaaldieren bewezen werd. Het Nauplius-stadium verandert in het Cypris-stadium, zo genoemd omdat deze larve engiszins herinnert aan de schelpkreeften* (Ostracoden), die evenals dit larve-stadium in het bezit zijn van een mantel, in de vorm van een 2-kleppige schaal, die het dier geheel inhult. Deze larve heeft behalve het Nauplius-oog (z schaaldieren) ook een paar samengestelde ogen. Zij hecht zich vast door middel van de 1ste antennen, die vooraan buiten de schelpkleppen uitsteken. Daarna worden de 5 primaire kalkplaten (1 carina, 2 terga en 2 scuta, zie onder) in de mantel gevormd.

Tot de Cirripedia behoren verschillende groepen o.a. Pedunculata, Operculata en Rhizocephala.

Tot de Pedunculata behoort de eendenmossel (Lepas anatifera = Anatifa laevis) (fig. 1), een weinig passende naam voor een schaaldier: Deze groep is gekenmerkt, doordat het vóór de mond gelegen lichaamsdeel tot een steel (pedunculus) uitgroeit, waarmee het dier vastzit. De 2-kleppige schaal, waaruit de rankpoten naar buiten gestoken kunnen worden, wordt gesteund door de 5 genoemde skeletstukken: één carina aan de rugzijde, 2 scuta (ventraal en voor, dus naar de steel gekeerd), 2 terga (ventraal en achter, dus aan de top van de schaal). De eendenmossel vindt men speciaal op in zee drijvende voorwerpen.

Tot de Operculata behoren de zeepokken (fig. 2), die zich op zeeweringen, stenen, schelpen enz. vastzetten en aan de Nederlandse kust in de getijdenzone overal voorkomen; Coronula echter zit vast, ingebed in de huid van walvissen. De mantel der zeepokken vormt een grote voetplaat, die aan de onderlaag is vastgehecht, en de door kalkplaten gesteunde zijwanden. Naar boven wordt de mantelholte afgesloten door scuta en terga, die een 4-kleppige deksel vormen. Tussen de kleppen kunnen de rankpoten naar buiten worden gestoken. Van het geslacht Balanus komen in Nederland enige soorten aan de kust voor: B. improvisus is de enige zeepok, die in het brakke water binnendringt.

De meest van het gewone type afwijkende Cirripedia zijn de Rhizocephala, waarvan het krabbenzakje, Sacculina carcini, het meest bekende voorbeeld is, dat als een zakje aan de basis van het achterlijf van de gewone strandkrab, Carcinus moenas, en van andere krabben ook in Nederland voorkomt. Het vrijzwemmende darmloze Cypris-larvestadium hecht zich aan de krab vast. De levende inhoud van deze larve vloeit als ongedifferentieerde celmassa het lichaam van de krab binnen, zodat de parasiet een inwendige wordt. Deze vormt dan vertakkingen (vergelijkbaar met de steel der Pedunculata), die zich in het gehele lichaam van de krab uitbreiden en waardoor de parasiet zich voedt ten koste van de gastheer. Ten slotte komt een deel van de parasiet aan de basis van het achterlijf van de krab als krabbenzakje naar buiten. Dit deel bevat o.a. de geslachtsorganen. De kenmerken van een schaaldier ontbreken bij zulk een parasiet geheel.

< >