Nederlands wiskundige (Oisterwijk 3 Apr. 1873), was van 1891-1899 officier bij de Kon. Ned.
Marine en bij het Korps Mariniers, daarna hoogleraar in de wiskunde te Delft (1909-1913), Groningen (1913-1928) en U trecht ( 1928-1943) .Zijn geschriften bewegen zich hoofdzakelijk op meetkundig terrein. Vooral bekend is zijn voortreffelijk leerboek der analytische meetkunde, evenals zijn door fraaie stijl en geest uitmuntende redevoeringen.Bibl.: Bijdragen tot de theorie der configuraties (diss. 1907); Analytische Meetkunde (Groningen, 2 dln, 1918-1927; iste dl, 2de dr. 1933); Over de ontwikkelingswijze der Wiskunde (rede, 1909); Ruimtezin en ruimteleer (rede, 1913); De onbemindheid der wiskunde (rede, 1926); Figuren en hare coördinaten (rede, 1928).