Frans minnedichter (gest. 1203), heeft tussen 1186 en 1201 geschreven. Hij stierf gedurende de 4de Kruistocht en zijn lichaam werd in de zee bijgezet.
In een elegante en bekoorlijke stijl, heeft Guy een vijftiental droeve of zelfs wanhopige liefdesliederen gemaakt. Bijna steeds bezingt hij een wrede en hopeloze liefde. Men kan zich voorstellen dat uit dit œuvre de legende ontstaan is van de Châtelain de Coucy, in het laatste kwart van de 13de eeuw, door Jakemon (of Jakemes) Sakesep of misschien Jacques Bretel. Hier wordt door een jaloerse echtgenoot het gebalsemde hart van de ongelukkige minnaar aan de beminde vrouw (la dame de Fayel) te eten gegeven; een meer voorkomend motief in de middeleeuwse literaturen.Lit.: Francisque Michel, G. Ch. de C. (Paris 1830); F. Rath, G. Ch. de C. (Heidelberg 1883); Li Roumans du Ch. d. C., ed. princeps door G. A.
Capelet (Paris 1829) met vertaling: Le Roman du Ch. de C. et de la Dame de Fayel, éd. J. E. Matzké et M. Delbouille (Paris 1936, S.A.T.).