(Pierre Gabriel Amédée), Frans staatsman (Parijs 22 Sept. 1876 - Menton 17 Sept. 1945), doorliep de Ecole Normale Supérieure, werd in 1897 ambassade-attaché te Berlijn, in 1899 secretaris van Waldeck-Rousseau en was 1902-1914 redacteur-buitenland van de Temps. Tevens was hij leraar aan de Ecole Supérieure de la Guerre en aan de Ecole des Sciences Politiques. In 1914 gekozen tot lid van de Kamer (als linksrepublikein, d.i. conservatief), ging hij hetzelfde jaar als reserve-officier de oorlog in.
In 1917 werd hij speciaal commissaris van Frankrijk in de V.S., in 1918 gedelegeerde ter vredesconferentie, waar hij de rechterhand van Clemenceau was, en in 1920 minister voor de Bevrijde Gebieden. Tardieu was een verknocht aanhanger van de politiek van Clemenceau en verzette zich steeds heftig tegen alle herzieningen en afwijkingen van het Verdrag van Versailles. Om in zijn strijd vrijer te staan, weigerde hij enige jaren lang alle ministerportefeuilles. Eerst in 1926 werd hij weer minister, nl. van Openbare Werken in het kabinet-Poincaré. In 1928 werd hij min. van Binnenlandse Zaken en in 1929 premier. Dit ambt bekleedde hij tot 1932 in verscheidene kabinetten, terwijl hij tussentijds min. van Landbouw of van Oorlog was onder Laval. Op buitenlands-politiek terrein nam hij een scherpere houding aan tegenover het zich herstellende Duitsland, terwijl hij in het binnenland door een stelsel van invoerbeperkingen en uitvoerpremies de productiekracht van Frankrijk trachtte te vergroten. De linkse verkiezingsoverwinning van 1932 schakelde hem voorlopig uit. In Febr. 1933 trad hij als minister zonder portefeuille toe tot het nationale kabinet-Doumergue.De val van dit ministerie in verband met zijn voorstellen tot herziening van het staatsbestel (Nov. 1934) bracht hem tot de overtuiging, dat met het regeringsstelsel van de Derde Republiek niets goeds meer tot stand te brengen was. Hij trok zich uit de politiek terug en vestigde zich in eenzaamheid te Menton. Op gezette tijden deed hij nog van zich spreken door zijn publicaties, die van een steeds grotere verbittering jegens de parlementaire democratie blijk gaven. De nederlaag van Frankrijk tegen de Duitsers in Mei-Juni 1940 schokte zijn gezondheid zeer.
Bibl.: La conférence d’Algéciras (1907); Le prince de Bülow (1909); La France et ses alliances (1910); Le mystère d’Agadir (1912) ; L’Amérique en armes (1919) ; La paix (1921) ; L’Amérique et nous (1927); Paroles réalistes (1928); L’Épreuve du pouvoir (1931); L’heure de la décision (1934); Sur la pente (i935)î La profession parlementaire (1937); Avec Foch Août-Novembre 1914 (i939) Zijn redevoeringen zijn uitgegeven onder de titel Devant le pays (1932).
Lit.: M. Missoffe, La vie volontaire d’A. T. (Paris 1930).