R.K. literatuur-historicus (St Gallen 27 Juni 1841 - Luxemburg 5 Sept. 1910), trad in 1860 in de orde der Jezuïeten, was daarna enige tijd leraar en ging toen naar Luxemburg, waar hij mederedacteur was van de Stimmen aus Maria Laach (later in Stimmen der £eit verdoopt).
Bibl.: Longfellows Dichtungen (1878); Calderon, een toneelstuk (1881); Reisebilder aus Schottland (1884); Nordische Fahrten* bestaande uit: Island und die Färöer (1889) en: Durch Skandinavien nach St Petersburg (1890). Deze werken en ook nog de monografie: Joost van den Vondel (Freiburg i. Br. 1882, in het Ned. vert. d. Alberdingk Thijm, Amsterdam 1886) zijn betrekkelijk objectief geschreven. Goethe, Sein Leben und seine Werke (2. Aufl. 1885-1886, 3 Bde), waarin hij schimpt op de „Befreier der Deutschen”; Lessings religiöser Entwicklungsgang (1877), waarin hij de roem van Lessing trachtte te verkleinen; een biografie van zijn vader; Geschichte der Weltliteratur, 7 dln (1897-1912); Das Rämäyana und die Ramaliteratur der Inder (1894).
