tweede zoon van de vierde kalief Ali en Fatima en kleinzoon van de profeet Mohammed. Hij moet ca 627 te Medina zijn geboren.
Toen na Ali’s dood in 661 Moâwija de macht aan zich getrokken had, bleef al-Hoesein aanvankelijk rustig in Mekka wonen. Na Moâwija’s dood evenwel gaf hij gehoor aan de partijgenoten van zijn vader in Koefa in Irak om zich aan het hoofd van hen te stellen en te trachten het kalifaat te bemachtigen. In 680 trok hij met een kleine schaar op weg, maar kort vóór hun aankomst in Koefa werden zij bij het plaatsje Kerbela door de troepen van de kalief Jazid omsingeld en, op hun weigering zich over te geven, allen gedood. Deze gebeurtenis heeft Hoesein tot de grote martelaar der Sji’ieten gemaakt; zij had plaats op 10 Oct. 680, d.i. de 10de Moharram 61 van de Hidjra en daarom is de 10de Moharram vooral in Sji’ietische kringen een rouwdag gebleven (z Hasan-Hoesein-feest). Hoesein is de derde in de rij der Sji’ietische imams en zijn afstammelingen zijn de daaropvolgende imams. Kerbela is tot de huidige dag toe een bedevaartplaats der Sji’ieten gebleven.