Wydenburgk

betekenis & definitie

Wydenbrugk (Oskar, vrijheer von), een Duitsch staatsman, geboren in 1815 te Aschhausen in Thüringen, door een ongeluk in de kindsheid, dat eene ruggegraatsverkromming veroorzaakte, in zijn groei belemmerd, studeerde te Jena, Heidelberg en Berlijn in de regten, werd in 1841 ambtsadvocaat te Eisenach, in 1847 lid van den Landdag te Weimar, waar hij door zijne welsprekendheid de leider werd der liberale oppositie, in Maart 1848 staatsraad te Weimar en hoofd van de departementen van Justitie en Eeredienst en daarna lid van de Nationale Vergadering te Frankfort, waar hij tot de partij van het Würtemberger Hof behoorde en vooral deel nam aan de beraadslagingen over buitenlandsche politiek. In 1854 nam hij zijn ontslag uit de staatsdienst te Weimar, begaf zich naar Tegernsee, vestigde zich in 1859 te München, plaatste zich in 1862 aan het hoofd der GrootDuitsche partij, nam sedert 1863 met belangstelling deel aan het Sleeswijk-Holsteinsche vraagstuk en begaf zich in 1864 als gevolmagtigde van den erfprins Friedrich von Augustenburg naar Weenen, kwam in 1867 in het bezit van het landgoed Schöffau bij Oberaudorf in Opper-Beijeren en overleed aldaar den 9den Julij 1876. Hij schreef: „Die Umbildung des Feudalstaats in den modernen Staat an dem Beispiel Frankreichs (1842)”, — „Die deutsche Nation und das Kaiserreich (1862)”, — „Reichstag oder Parlement (1863)”, — en talrijke opstellen in dagbladen en tijdschriften.