Wullenweber (Jürgen), burgemeester van Lübeck en een uitstekend staatsman, geboren te Lübeck in 1492, werd koopman aldaar en leider van de democratisch-protestantschgezinde burgerij. Nadat hij deelgenomen had aan den veldtogt in Noorwegen tegen Christiaan II van Denemarken, werd hij in 1533 tot burgemeester gekozen en betoonde zich in die betrekking een voorstander van doelmatige hervormingen en een vijand der aristocratie en beijverde zich vooral, de kwijnende Hansa door onderwerping der Denen en door uitbreiding der Democratie van het Protestantismus onder de hoede van Lübeck, als heerscheres over de Oostzee, uit hare vernedering op te beuren. Een volksopstand verwijderde de vertegenwoordigers van den stand der Patriciërs uit den raad, waarna graaf Christoph van Oldenburg met de vloot van Lübeck en met een leger te lande in 1534 met goed gevolg den strpd tegen Denemarken opende, terwijl hertog Christiaan van Holstein, die door den adel tot Koning van Denemarken was bestemd, bij Stockelsdorf eene nederlaag toebragt aan den bevelhebber der troepen uit Lübeck, Marcus Meijer, Lübeck belegerde en Wullenweber noodzaakte tot eene schikking. Intusschen gelukte het dezen, hertog Albrecht VIl van Mecklenburg voor zijne belangen te winnen, waarna hij zich met dezen naar Seeland begaf, om met kracht den oorlog voort te zetten, welke aanvankelijk voor Lübeck hoogst ongunstig was geweest.
Intusschen herkreeg gedurende zijne afwezigheid de aristocratische partij te Lübeck haren voormaligen invloed. Wél behaalde zijne welsprekendheid op een Hanse-dag de overwinning, zoodat besloten werd, in den oorlog tegen Denemarken te volharden, maar terwijl hij, met eene zending naar hertog Hendrik van Mecklenburg belast, zich elders bevond, kwam in den raad te Lübeck een Keizerlijk bevelschrift van het Rijkskamergerigt te Spiers van 7 Junij 1535 in behandeling, waarin de stad met den Rijksban bedreigd werd, zoo zij niet binnen 45 dagen de aloude aristocratische grondwet herstelde. Dit geschiedde dan ook in Augustus van dat jaar, zoodat Wullenweber bij zijn terugkeer op den 26sten van die maand zijne waardigheid nederlegde. Toen hij kort daarna met vergunning van den raad van Lübeck naar het land van Hadeln wilde reizen, om er een aantal krijgsknechten te werven, ten einde deze tot ontzet van den in Kopenhagen belegerden hertog Albrecht naar Denemarken te doen oprukken, werd hij door den aartsbisschop Christoffel van Bremen in hechtenis genomen en overgeleverd aan diens broeder hertog Hendrik de Jongere van Brunswijk, een verklaarden vijand der Hervorming. Deze hield hem gevangen te Steinbrück bij Wolfenbüttel. Op de pijnbank werden hem de ongerijmdste bekentenissen afgeperst, bijv., dat hij Lübeck in handen had willen brengen der Democraten, om er een rijk der Wederdoopers te stichten, — voorts dat hij van voornemen was, het Noorden te verdeelen onder zijne aanhangers Mynter en Meyer, terwijl hij in zijne brieven aan zijn broeder te Hamburg zijne onschuld betuigde. Op den Tollenstein bij Wolfenbüttel werd eene openlijke regtspraak over hem gehouden; hij werd den 24sten September 1537 veroordeeld tot de straf van gevierendeeld te worden, welke de Hertog in die van onthoofding veranderde. Deze werd den 29sten daaraanvolgende aan hem voltrokken, waarna men het Iijk vierendeelde en op een rad legde.