Weytingh, een verdienstelijk beoefenaar de Oude talen en geboren te Groningen in 1767, bezocht het gymnasium aldaar en werd er in 1781 student. Reeds vroeg betoonde hij een ongemeenen aanleg voor de Latijnsche dichtkunst en zag zich in 1786 benoemd tot praeceptor der Latijnsche scholen te Deventer. In 1831 verschenen zijne elegieën: „De tumultu belgico" en „In victoriam de Belgis reportatam”, die bewezen, dat het dichterlijk vuur van den jongeling nog niet was uitgebluscht in den grijsaard. Inmiddels had hij in 1791 het rectoraat te Zaltbommel en in 1800 te Kampen aanvaard, — in laatstgenoemde stad met eene redevoering: „De praecipuis artium et doctrinarum seculo proxime elapso incrementis”.
Hier gaf hij voorts in ’t licht: „Incerti auctoris (vulgo Pindari Thebani) Epitome Illiados Homeri (1809)”. Talrijk eindelijk zijn de door hem vervaardigde leerboeken ten behoeve der Latijnsche scholen, en onder deze verdient zijne „Historia Graecorum et Romanorum literaria” eene afzonderlijke vermelding. Hij overleed te Kampen den 23sten Maart 1834.