Voetzweet of eene overmatige afscheiding van zweet aan de voeten komt meestal voor bij personen van middelbaren leeftijd, zelden bij kinderen en bij ouden van dagen. Men kan niet met zekerheid zeggen, of die afscheiding veroorzaakt wordt door eene ziekelijke gesteldheid des ligchaams. Men ontwaart daarvoor de vatbaarheid vooral bij vette personen, bij hen die veel eten en warme dranken gebruiken, voorts bij de zoodanige, die veel staan of loopen, al te warme schoenen en kousen dragen, niet zindelijk zijn op de voeten, niet vaak genoeg schoone kousen aandoen enz.
Het is ongemeen lastig wegens zijn walgelijken reuk en omdat de hoornlaag, die zich aan de voeten vormt, door het zweet week en gevoelig wordt, zoodat het loopen pijn veroorzaakt. Zoodanige voeten zijn wegens de weeke en dunne opperhuid, de gestadige vochtigheid der voetbekleeding en de door verdamping gewekte sterke afkoeling ligt blootgesteld aan ontsteking, vooral tusschen de teenen. Ook hebben door voetzweet kousen en schoenen veel te lijden.
Het is onvoorzigtig, de afscheiding van voetzweet snel te stuiten, daar dit zeer schadelijke gevolgen zou kunnen hebben. Men zoeke zich langzamerhand van dien last te ontslaan, door geene te warme kousen te gebruiken, dikwijls schoone kousen aan te doen, voetbaden te nemen van laauw en later van koud water, het wasschen der voeten met brandewijn, oplossingen van aluin, afkooksels van eikenbast enz. Is men genoodzaakt, het voetzweet weder te voorschijn te roepen, dan bezige men zeer warme voetbaden, stroope poeder van mosterdzaad in de kousen of wrijve de voeten met een wollen doek.