Vérziendheid (presbyopia), het omgekeerde van bijziendheid (zie aldaar), ontstaat veelal door eene hebbelijk gewordene vernaauwing van den oogappel, door de gewoonte om gestadig naar verwijderde voorwerpen te zien, door te veel of te weinig glasvocht, door een te plat hoornvlies of te vlakke kristallens (inzonderheid bij bejaarden voorkomende) en in het algemeen door ongesteldheden van het oog. De naaste oorzaak is eene te geringe breking der in het oog vallende lichtstralen, welke, nog vóór zij zich in eenzelfde brandpunt kunnen verzamelen, verstrooid op het netvlies vallen en zich eerst achter dit laatste vereenigen, zoodat geen duidelijk beeld op het netvlies ontstaat. Grondige genezing is dan alleen mogelijk, wanneer de ziekte op jeugdigen leeftijd en uit verzwakkende omstandigheden ontstond, zoodat algemeen en plaatselijk versterkende middelen moeten dienen.
De lijder moet zich voorts oefenen in het zien van nabijgelegene voorwerpen. In alle andere gevallen moet men zijne toevlugt nemen tot een bril.