Ussing (Tage Algreen), een Deensch staatsman, geboren den llden October 1797 bij Frederiksborg op Seeland, studeerde te Kopenhagen in de regten en werd secretaris bij de Deensche kanselarij. In 1830 trad hij op als schrijver op staatkundig gebied en verwierf daardoor de algemeene volksgunst. In 1834 zag hij zich gekozen tot lid der Standen en aanvaardde met Bang, directeur der Bank, de redactie der „Standezeitung.” De regéring gevoelde den invloed van zulk een tegenstander en zocht hem aan hare belangen te verbinden door hem tot assessor bij het Hof- en Stadsgerigt te Kopenhagen en in 1841 tot buitengewoon assessor van het Hooggeregtshof te benoemen. In 1844 werd hij tot burgemeester der hoofdstad gekozen, en sedert 1844 bekleedde hij tevens een hoogleeraarsambt in de regten.
Groot opzien baarde zijn voorstel in de vergadering te Roeskilde in 1844, om den Koning te verzoeken, door eene wet de absolute en eeuwige verbindtenis der Hertogdommen met het Koningrijk af te kondigen. In 1848 werd hij tot procureur-generaal van het koningrijk Denemarken benoemd, en in 1854 nam hij zitting in den rijksraad. Hij overleed den 27sten Junij 1872. Van zijne geschriften noemen wij: „Haandbog i den danske Criminalret (4de druk, 1859, 2 dln)”, — en „Haandbog i den danske Arveret (1855).”
