Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Socinianen

betekenis & definitie

Socinianen noemt men de aanhangers der godgeleerde gevoelens van Laelius en Faustus Socinus, die aan hunne volgelingen, de Unitariërs of Antitrinitariërs, bepaalde leerbegrippen en een kerkgenootschappelijken vorm schonken.

Eerstgenoemde, Laelius, een telg uit het aloud Italiaansch geslacht der Sozzini, was in 1525 geboren te Siéna. Hij wijdde zich hier aanvankelijk aan de studie der regtsgeleerdheid en vervolgens aan die der theologie, waarna hij begon te twijfelen aan de leer der Drieéénheid. Sedert 1547 reisde hij in Frankrijk, Engeland, de Nederlanden, Zwitserland en Duitschland en kwam te Zürich met Bullinger, te Wittenberg met Melanchthon in aanraking. Alleen de ongewone voorzigtigheid, waarmede hij zijne gevoelens uitsprak, beveiligde hem tegen verkettering door de Protestanten, terwijl de Inquisitie beslag gelegd had op zijne goederen in Italië. Hij overleed te Zürich in 1562.

De naar hem genoemde partij erlangde echter eene veel grootere uitbreiding en vastheid door zijn neef Faustus Socinus. Deze was geboren in 1539 te Siéna, maar moest wegens kettersche gevoelens in 1559 zijne geboortestad verlaten. Hij woonde eerst te Lyon en begaf zich in 1562 naar Zürich, waar hij door het lezen van de letterkundige nalatenschap van zijn oom volkomen in diens meeningen ingewijd en bevestigd werd. Hij keerde toen terug naar Italië, vertoefde 12 jaar lang aan het Hof te Florence en verspreidde zijne denkbeelden door middel van naamlooze geschriften. Toen hij tegen de vervolgingen der Inquisitie elders veiligheid moest zoeken, begaf hij zich in 1574 naar Basel en in 1578 naar Siebenbürgen, om als scheidsregter op te treden in den twist tusschen Franciscus Davidis en Georg Blendrata over de aanbidding van Christus. Daar zijne uitspraak wegens zijne vrijzinnige gevoelens geen ingang vond, vertrok hij in het volgende jaar naar Krakau, doch ook hier wilden de Unitariërs hem niet als geloofsgenoot erkennen, daar hij niet alleen den kinderdoop, maar ook den wederdoop afkeurde. Eerst in 1603 werd het anabaptismus door de gemeente der Unitariërs verworpen. Socinus woonde sedert 1587 weder te Krakau en begaf zich in 1598 naar Luclawice bij Krakau naar een Poolschen edelman; hier overleed hij den 3den Maart 1604.

De voornaamste zetel der Socinianen was in den beginne Rakow, vanwaar hunne leerstellingen zich naar elders verspreidden. Hun bloeitijd valt zamen met het einde der 16de en met het begin der 17de eeuw. Doch reeds in 1638 werden zij in Polen door de R. Katholieken als Arianen op velerlei wijzen vervolgd en van de godsdienstvrijheid, zelfs aan Israëlieten toegekend, uitgesloten. Toen zich omstreeks het jaar 1657 gedurende den oorlog tusschen Zweden en Polen eenige Socinianen wegens geleden onregt onder Zweedsche bescherming hadden geplaatst, werd zulks aan de geheele secte als landverraad toegerekend, zoodat zij niet mogt deelen in de amnestie, aan de Hervormden toegestaan. Gedwongen, hun vaderland te verlaten, begaven zij zich gedeeltelijk naar Hongarije en Siebenbürgen, waar zij echter eerst door het tolerantie-edict van Jozef II gelijke regten verkregen met de belijders van andere erkende Christelijke kerkgenootschappen, — voorts naar Silézië en Brandenburg, alsmede naar de Nederlanden, waar zij zich met de Arminianen (Remonstranten) vereenigden. Uit Engeland, waar hun de godsdienstoefening verboden werd, vertrokken zij reeds vroeg naar Amerika.

Eigenlijke symbolische schriften zoekt men bij hen te vergeefs. Hunne leerstellingen vindt men in den „Rakower Katechismus (Catechesis ecclesiarum Polonicarum, 1605),” uit de werken van Faustus Socinus opgemaakt. Hunne leer is rationalistisch, en zij beschouwen het kerkelijk dogma der Drieéénheid als in strijd met het gezond verstand en met de Heilige Schrift. Christus is volgens hen een mensch, die echter wegens zijne bovennatuurlijke geboorte door den Heiligen Geest en door wegvoering naar den hemel (raptus in coelum) in staat was, der menschheid zuivere denkbeelden te brengen omtrent God en het eeuwige leven. Door zijn dood heeft hij de waarheid zijner leer als bloedgetuige bevestigd en tevens een zinnebeeld gegeven der goddelijke liefde als tegenstelling tegen de offeranden der Israëlieten. Doop en avondmaal zijn nuttige, maar niet volstrekt noodzakelijke plegtigheden. De kerkgenootschappelijke inrigting der Socinianen verschilt weinig van die der overige Protestantsche secten. Men ziet, dat de moderne theologen van onzen tijd niet alleen de voornaamste stellingen der Socinianen bezegelen, maar nog veel verder gaan op den door hen ingeslagen weg.

< >