Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Sjiwa

betekenis & definitie

Sjiwa, zie Siwa.

Sjoa, een onafhankelijk Christelijk koningrijk in het zuidoosten van Abessinië, tusschen 8°30'—11° N. B. en 38°—40°30' O. L. van Greenwich, is, evenals Abessinië, een hoogland, waar de Ras Goedroe (3650 Ned. el hoog) en het Goeragoeégebergte (2600 Ned. el hoog) zich het hoogst verheffen. In het zuiden en westen des lands stroomt de Hawasjrivier, die in het moerassige Aoessameer zich uitstort, in het noordoosten de Blaauwe Nijl, die de wateren ontvangt van de voornaamste bergrivieren des lands. De geologische, botanische en zoölogische gesteldheid van Sjoa gelijkt op die van Abessinië; ook de inwoners zijn Abessiniërs van den stam der Amhara’s of Heidensche en Mohammedaansche Galla’s.

Krapf schatte hun aantal in 1840 op 1 millioen. De staatsregeling, zeden, gebruiken en godsdienst stemmen er overeen met die van Abessinië, waartoe Sjoa voor en na behoorde, het laatst in 1856, toen koning Hailoe Melekot door koning Theodorus overwonnen werd. Sedert 1867 is Sjoa weder een zelfstandig rijk onder koning Menilek, die te Litsjie zjjn verblijf houdt en zooveel mogeljjk Europésche landverhuizers naar zijne Staten lokt: Het land kan veel voortbrengen, maar de weinigbeteekenende handel moet de koopwaren vervoeren door de woestijn Adal langs den karavanen weg, die naar de haven Tadsjoerra aan de Golf van Aden leidt.

< >