Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Rohlfs

betekenis & definitie

Rohlfs. Onder dezen naam vermelden wij :

Gottfried Heinrich Rohlfs, een verdienstelijk geneeskundige, geboren den 17den Junij 1826 te Vegesack. Hij studeerde te Göttingen, Würzburg, Berlijn, München, Praag en Parijs, nam als arts deel aan den veldtogt in Sleeswijk-Holstein (1848—1850) en vestigde zich als practisérend geneesheer eerst te Vegesack en later te Bremen. Sedert 1873 woont hij ambteloos te Göttingen. Hij schreef: „Umrisse zur Kritik der neuern deutschen Medicin (1851)”, — „Quem fructum medicinae historiae studium medico afferat?(1857)”,— „Die Lösung der schleswig-holsteinischen Frage (1867)”, — „Die Radikalkur des Wasserbruchs und die Punctio-excisionsmethode (1862)”, — „Ueber die Emancipation der Medicin (1867)”, — „Die Medicinalreform auf der Versammlung der Naturforscher und Aerzte im Frankfort a. M. (1867)”, — „Medicinische Reisebriefe aus England und Holland (1868)”, — „Heilkunde für Schiffsofficiere (3de druk 1874)”, — en „Geschichte der deutsche Medicin (1875)”.

Gerhard Rohlfs, een broeder van den voorgaande en een vermaard reiziger in Afrika. Hij werd geboren den 14den April 1832 te Vegesack, bezocht het gymnasium te Bremen, streed in 1849 in Sleeswijk-Holstein, werd na den slag van Idstedt officier, studeerde voorts te Heidelberg, Würzburg en Göttingen in de geneeskunde, trad in 1855 als arts in dienst in het Fransche vreemdelingenlegioen en woonde de verovering bij van Groot-Kabylië tot in 1861. Hier leerde hij Arabisch en maakte zich zoo grondig bekend met de Oostersche zeden en gewoonten, dat hij het waagde, als Mohammedaan naar Marokko te trekken. Dáár verwierf hij de gunst van den te Uesan residérenden groot-sherif Sidi el Hadsj Absalom en reisde met een brief van aanbeveling van dien Vorst door het land. In 1862 trok hij van het oosten door de Marokkaansche Sahara en bezocht de geheele Wadi Dra. Door zijne geleiders op verraderlijke wijze aangevallen en gewond, bleef hij hulpeloos liggen in de woestijn, totdat hij bij toeval door twee Marabouts ontdekt en verpleegd werd en vervolgens de grenzen van het Fransche gebied bereikte. Toch keerde hij in 1864 naar Marokko terug en toog, geholpen door een aanbevelingsbrief uit Uesan, door de roofgierige stammen van den Atlas heen naar de oase Toeat, van welke hij de eerste beschrijving en kaart leverde. Over Ghadames keerde hij naar Tripolis en vandaar in 1865 naar Duitschland terug.

Terstond echter begaf hij zich nogmaals naar Afrika en wel naar Moerzoek, waar hij gedurende zijn verblijf een handschrift, de geschiedenis van Fezzan bevattende, in het Duitsch vertaalde en tevens eene uitvoerige beschrijving gaf van het land en van het nabijgelegen Tibesti. In het voorjaar van 1866 ging hij over Bilma naar Bornoe en beschreef zeer naauwkeurig den afgelegden weg. Te Koeka werd hij zeer goed ontvangen, maar moest toch zijn plan, om zich naar Wadai te begeven, laten varen, zoodat hij zich in December naar de westkust spoedde. Over Jakoba en de handelsplaats Keffi Abd es Senga trok hij door onbekende gewesten tot aan de Binoeë en zakte deze rivier af tot aan de Engelsche kolonie Lokoja, waar zij zich uitstort in de Niger. In April bevoer hij stroomopwaarts laatstgemelde rivier tot aan Rabba en bereikte door de oorspronkelijke wouden van Joroeba heen tegen het einde van Mei de kust bij Lagos, waar hij op eene Engelsche stoomboot zich inscheepte naar Liverpool. In 1868 vergezelde hij de Engelsche expeditie naar Abessinië en werd tevens belast met het overbrengen der geschenken van den Koning van Pruissen aan den Sultan van Bornoe.

Die taak droeg hij in 1819 te Tripolis over aan Nachtigal, terwijl hij zelf eene reis ondernam naar Cyrenaïea en naar de oase van Jupiter Ammon. Na zijn terugkeer in 1870 vestigde hij zich te Weimar, maar op uitnoodiging van den Khedive was hij in 1873 en 1874 aanvoerder eener expeditie van 10 Duitschers, trok met deze door de Libijnsche woestijn en bereikte na een marsch van 36 dagen door waterlooze gewesten de oase Sioeah (Jupiter Ammon). In 1875 ging hij naar de Vereenigde Staten van Noord-Amerika en reisde er van den eenen Oceaan naar den anderen. In 1876 vestigde hij zich weder te Weimar, maar in den laatsten tijd (Januar ij 1879) maakte hij zich gereed, om van Tripolis naar Soka te reizen. Behalve vele opstellen in tijdschriften schreef hij: „Reise durch Marokko (1868; 2de druk 1869)”, — „Reise durch Nordafrika (1865— 1867)”, — „Im Auftrag des Königs von Preuszen mit dem englischen expeditionskorps in Abessinien (1869)”, — „Land und Volk in Afrika (1870)”, — „Ton Tripolis nach Alexandrien (1871, 2 dln)”, — „Mein erster Aufenthalt in Marokko (1873)”‘ — „Quer durch Afrika (1874, 2 dln)”, — „Drei Monate in der Libyschen Wüste (1875)”, — en „Beiträge zur Entdeckung und Erforschung Afrika’s (1876)”. Rohlfs ontving de gouden medaille van de geographische genootschappen te Londen en te Parijs.

< >