Rivas (Angelo Perez de Saavedra, hertog van), een Spaansch staatsman en dichter, geboren den 1sten Maart 1791 te Cordova, trad in 1807 in dienst bij de lijfwacht des Konings, nam in 1815 als kolonel zijn ontslag en wijdde zich aan de dichtkunst. Reeds in 1813 had hij „Ensayos poéticos” in het licht gegeven, gevolgd door eenige treurspelen. Bij het uitbarsten der omwenteling van 1820 was hij een der ijverigste voorstanders van de constitutie van 1812, zoodat hij in 1823 de wijk moest nemen naar Engeland. Hier ontstond zijn heldendicht: „Florinda”, waarin hij de verovering van Spanje door de Mooren bezingt.
In 1825 begaf hij zich naar Malta, waar hij de schilderkunst beoefende, in 1831 naar Orleans, waar hij eene teekenschool stichtte, en te Tours, waar hij zich vervolgens vestigde, voltooide hij zijn gedicht: „El moro expósito (1834, 2 dln)”. Eerst in 1834 ontving hij verlof, naar zijn vaderland terug te keeren, waar hij kort daarna den titel en de goederen van het hertogelijk geslacht Rivas erfde en onder de grandes werd opgenomen. Hij behoorde tot de leiders der gematigde oppositie en belastte zich in Mei 1836 in het ministérie lsturitz met de portefeuille van Binnenlandsche Zaken.
De omwenteling van La Granja (1837) dwong hem op nieuw tot de vlugt, maar na de herstelling van een gematigd bestuur nam hij weder zitting in den Senaat. Van 1843 tot 1848 was hij gezant te Napels en schreef er zijne „Historia de la sublevacion de Nápoles (1848, 2 dln)”.
In 1854 was hij lid van het door O'Donnell ten val gebragte Veertig-uurs-ministérie, daarna gezant te Parijs en in 1860 te Florence. Hij overleed te Madrid in 1865. Van zijne dichterlijke werken vermelden wij nog het blijspel: „Tanto vales cuanto tienes (1834)”, — het treurspel: „Don Alvaro, ó la fuerza del sino (1835)”, — en zijne historische romances (1841, 2 dln).