Riefstahl (Ludwig Friedrich Wilhelm), een uitstekend schilder, geboren te Neustrelitz den 15den Augustus 1827, bezocht in 1843 de Académie van Schoone Kunsten te Berlijn en teekende in 1848 de architectonische illustratiën voor de kunstgeschiedenis van Kugler. Van zijne eerste studiereis naar het eiland Rügen ontving hij een diepen, duurzamen indruk. Later reisde hij door Westfalen, de Rijnstreek, Opper-Beijeren en Zwitserland, en na dien tijd schilderde hij nagenoeg uitsluitend bergachtige landschappen. In 1869 ging hij naar Rome, en werd vervolgens tot professor benoemd aan de school voor schoone kunsten te Carlsruhe, welke betrekking hij evenwel in 1873 nederlegde.
Niettemin aanvaardde hij in 1875, nadat hij wederom eenigen tijd te Rome had doorgebragt, het ambt van directeur van genoemde school. Hij verwierf de groote medaille op de tentoonstelling te Berlijn en is lid van de Académie aldaar. Hij onderscheidt zich door eene geestrijke zamenvoeging van het landschap met de figuren, door eene dichterlijke behandeling zijner stof en door een frisch coloriet. Van zijne kunstgewrochten vermelden wij: „Eene processie van Capucijnermonniken”, — „Huwelijksoptogt in het Passeyer dal”, — „Godsdienstoefening der herders in het Passeyer dal”, — „Allerzielendag te Bregenz”, — „Terugkeer van den doop”, — „Lijkstoet op den Meglis-alp (1873)”, — „Het refectorium in een klooster in Zwaben (1874)”, — en „Rouwplegtigheid vóór eene kapél in het Bregenzer Woud (1876)”.
