Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Reybaud

betekenis & definitie

Reybaud. Onder dezen naam vermelden wij:

Marie Roch Louis Reybaud, een verdienstelijk Fransch schrijver, geboren te Marseille den 15den Augustus 1792. Hij deed na de voleindiging zijner studiën eene reis door het Oosten en vestigde zich in 1829 te Parijs, waar hij medewerkte aan liberale dagbladen en de redactie op zich nam der „Histoire scientifique et militaire de l'expédition française en Egypte (1830—1836, 10 dln)”. Later bepaalde hij zich bij de beschouwing van sociale toestanden en schreef: „Etudes sur les réformateurs ou socialistes modernes (1840—1843, 2 dln; 7de druk 1864)”, waarna hij lid werd der Académie des sciences morales, — alsmede den geestigen roman: „Jérôme Paturot à la recherche d’une position sociale (1843 en later)”, — gevolgd door „Jérôme Paturot à la recherche de la meilleure des républiques (1848 en later, 4 dln)”. In 1846 en 1849 was hij lid van het Wetgevend Ligchaam, waar hij eerst tot de linker zijde, doch na de Februarijomwenteling tot de regter zijde behoorde, en werd door de Vergadering afgevaardigd naar Algérie, om aldaar de landbouwende koloniën in oogenschouw te nemen. Na den staatsstreek keerde hij tot het ambteloos leven terug, om zich onverdeeld aan de studie te wijden. Van zijne geschriften vermelden wij nog: „La Syrie, l’Egypte et la Palestine (1834, met Taylor)”, — „La Polynésie (1843)”, — „Marines et voyages (1854)”, — „Scènes de la vie moderne (1855)”, — „L’industrie en Europe (1856)”, — „Etudes zur Ie régime des manufactures (1859, nieuwe serie 1867)”, — en „Economistes modernes (1862)”.

Madame Charles Reybaud, eigenlijk Fanny Arnaud, eene Fransche romanschrijfster. Zij werd geboren te Aix den 13den December 1802, ontving eene zorgvuldige opvoeding, trad in het huwelijk met Charles Reybaud, hoofdredacteur van den „Constitutionnel” te Parijs, schreef het feuilleton voor dit blad en leverde voorts verhalen in de „Revue des deux mondes”. Nadat zij in 1864 haren echtgenoot door den dood verloren had, overleed zij zelve op den lsten Januarij 1871. Hare geschriften onderscheiden zich door eenvoudigheid en een sierlijken stijl. Wij vermelden daarvan : „Le château de St. Germain (1863)”, — „Valdepeyras (1839)”, — „Le moine de Chablis (1843)", — „Les anciens couvents de Paris (1848—1750)”, — „La dernière Bohémienne (1856; 2de druk 1860)”, —en„L’oncle César (1859)”.

< >