Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Resorptie

betekenis & definitie

Resorptle noemt men de opslorping van dropvormige-vloeibare zelfstandigheden door het ligchaam. Zij heeft plaats aan de meest verschillende deelen van ’s menschen stoffelijk omkleedsel, doch op zeer ongelijke wijze. Het merkwaardigst is de resorptie in de maag en in het darmkanaal, doch zij kan ook geschieden op de opperhuid. Het slijmvlies van de maag en van het darmkanaal bezit een groot resorptievermogen, zooals blijkt uit de snelle werking van sommige vergiften.

Zelfstandigheden, welke in de gedaante van spijs en drank in het ligchaam worden gebragt, zijn alleen daar aan den invloed der resorptie blootgesteld, waar zij lang vertoeven, zooals in de maag en de dunne darmen. Tegelijk met deze voedingsmiddelen worden ook de sappen geresorbeerd, welke door de speekselklieren, de lever, de buikspeekselklieren en de darmklieren afgescheiden worden. Voor den inhoud van het voedingskanaal staan twee wegen open, namelijk naar de bloedvaten en naar de watervaten. De darmvlokken, die de resorbèrende oppervlakte van het slijmvlies aanmerkelijk vergrooten, bezitten een digt net van bloed-haarvaten, en daarenboven in haar middenste gedeelte een stelsel van netvormig uitgespreide chylvaten. Waarschijnlijk moet geen bestanddeel van het spijsnat onvoorwaardeljik één van die beide wegen steeds volgen; het schijnt evenwel dat water, zouten, koolhydraten, alkohol en vele vergiften inzonderheid door het bloed, maar de vetten en de eiwitstoffen vooral door de chylvaten opgenomen worden. Al de stoffen — welligt met uitzondering van de vetten — zijn dan alleen voor resorptie geschikt, wanneer zij in opgelosten en dropvormig-vloeibaren toestand met den darmwand in aanraking komen. Voorts wordt van elke dier zelfstandigheden geene willekeurige, maar slechts eene bepaalde hoeveelheid geresorbeerd en het overige met de uitwerpselen verwijderd.

Hoe sterker de oplossingen geconcentreerd zijn, des te meer wordt er in denzelfden tijd van opgeslorpt. De resorptie van in water oplosbare stoffen geschiedt naar de wetten der endosmose. Omtrent de resorptie der vetten is men het nog niet eens. Velen zijn van meening, dat de neutrale vetten hoofdzakelijk in den gewonen toestand geresorbeerd worden, en geenszins eerst nadat zij door verzeeping opgelost zijn. De vetten dringen waarschijnlijk in een fijn verdeelden staat als een vetnevel door het trilhaar en het parenchym der darmvlokken in de chylvaten van deze. Is de resorptie het sterkst in de maag en in den dunnen darm, toch blijft zij ook in den dikken darm van belang, daar men door voedende lavementen wel eens patiënten maanden lang in het leven heeft gehouden.

Te voren werd aan de opperhuid een aanzienlijk resorptievermogen toegekend, doch tegenwoordig is men van het tegendeel overtuigd. Verwijdert men echter de opperhuid, dan openbaart de lederhuid eene aanmerkelijke vatbaarheid voor resorptie. Nog grooter evenwel is die vatbaarheid in het onder de huid gelegene bindweefsel of vetweefsel. Daar de resorptie hier veel spoediger plaats heeft dan in het spijsverteringskanaal, maakt men van die omstandigheid gebruik, wanneer men aan het ligchaam met den meest mogelijken spoed bepaalde stoffen wil bezorgen. Men volbrengt dit door middel van onderhuidsche inspuitingen, vooral van morphium, waartoe eene zeer fijne spuit — die van Pravaz — gebezigd wordt. Brengt men voorts eene voor resorptie geschikte vloeistof in eene wonde, dan wordt het nabijgelegene weefsel daarvan doortrokken en die vloeistof gedeeltelijk in de bloedvaten, gedeeltelijk in de watervaten opgenomen. Wijders bestaan er bepaalde omstandigheden, welke een grooten invloed hebben op de resorptie, bijv. de gesteldheid der resorbérende oppervlakte. Vele vergiften bijv., zooals het pijlgif (curare), worden door het darmslijmvlies niet gemakkelijk, maar door wonden aanstonds geresorbeerd.

Ook de hoeveelheid bloed, welke door de resorbérende oppervlakte stroomt, heeft grooten invloed op de resorptie. Deze laatste is namelijk sterker naar mate die hoeveelheid aanzienlijker is. Ook die verrigtingen moet men als resorptie beschouwen, door welke de verbruikte stoffen uit de weefsels weder in het bloed gebragt worden. Tevens ontmoet men op pathologisch gebied merkwaardige resorptiën, vooral bij het verwijderen van exsudaten- en bloedmassa’s uit de weefsels en uit de sereuse holten. De waterachtige bestanddeelen daarvan worden dan in het bloed opgenomen, terwijl de achterblijvende vaste bestanddeelen in zeer fijne vet- en eiwitkorreltjes veranderen, die ten slotte, waarschijnlijk in vloeibaren vorm, ook in de bloedvaten geraken. De resorptie is derhalve eene hoogst gewigtige werking bij het genezen van ziekten.

< >