Propionzuur of metacetonzuur (C3H602) bevindt zich in de vruchten van Gingko biloba, in paddestoelen, in de bloemen van Achillea millefolium en in hout-azijn. Het ontstaat bij de werking van iodwaterstofzuur op melkzuur, van bijtende alkaliën op koolhydraten enz., alsmede bij de gisting van afval van leder, van tarwenzemelen enz. Om het te verkrijgen, droppelt men cyanaethyl in kaliloog en destilleert het hierdoor ontstaan propionzure kalium met zwavelzuur. Het propionzuur is eene kleurlooze vloeistof met een doordringenden reuk en een zuren, bijtenden smaak.
Het vermengt zich met water, alkohol en aether, doch niet met zout oplossingen, heeft bij 18° C. een soortelijk gewigt van 0,992, verstijft bij een lagen warmtegraad, kookt bij 140° C. en vormt kristalliseerbare, in water op het zilverzout na gemakkelijk oplosbare zouten, die droog en vettig zijn op het gevoel. Met alkohol en zwavelzuur gedestilleerd geeft het propionzure natrium propionzuren aethylaether, die naar ooft riekt en bij 100° C. kookt. De amylaether, uit amylzwavelzuur en propionzuur kalium verkregen, riekt naar ananas, kookt bij 155° C. en wordt, evenals de voorgaande, tot het bereiden van vruchten-aether gebruikt.