De Amerikaansche Oliepalm, Elaeis melanococca Gärtn. behoort tot het geslacht Elaeis (zie aldaar) en groeit op drooge plaatsen en in hoog gelegene wouden der Zuid-Amerikaansche gewesten Para en Rio Negro, vooral aan de Rio Negro, de Madeira en de Amazonenrivier. De liggende stam wordt 4 Ned. el lang en hecht zich aan de onderzijde met wortels in den aardbodem vast. De kruin draagt ongeveer 20 groote bladeren, wier stelen met haakvormige stekels zijn bezet. De bladvinnen zijn weleens 1 Ned. el lang, en men vindt er somtijds 100 aan elke zijde.
De mannelijke bloemkolf, ½ Ned. el lang, is in eene scheede besloten, en de vrouwelijke bloemkolf draagt omstreeks 100 takken. De vrucht is eivormig, wordt door drukking 5- en 6-kantig en bevat oranjekleurig, oliehoudend vleesch, hetwelk door de Indianen genuttigd wordt. Voorts persen zij daaruit olie voor hunne lampen. Wij geven hierbij eene afbeelding van den oliepalm, — in de eerste plaats van den boom op zeer verkleinde schaal, wijders in a van den mannelijken bloemkolf in zijne scheede op 1/12de der natuurlijke grootte, in b van eene doorsnede van den vrouweIijken bloemkolf op ⅜ste der natuurlijke grootte, in c van eene mannelijke bloem, 1½ maal vergroot, in d van een omwindselblad der bloem op 4-voudige grootte, in e een derde van den helmdradenkrans op dubbele grootte, in f eene vrouwelijke bloem op ⅒ de der natuurlijke grootte, in g eene rijpe vrucht op ¼de der natuurlijke grootte, in h hare steenkern op ⅓de der natuurlijke grootte, en in i deze in doorsnede.