Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Oker

betekenis & definitie

Oker noemt men een in de natuur voorkomend ijzerhydroxyde, vermengd met leem of kalk in onbepaalde verhouding en dus min of meer geelachtig bruin van kleur. Men bezigt den oker als verfstof. Hiertoe legt men den opgedolven oker in een kuip, zoodat ⅓ van deze gevuld is, waarna men er water bijvoegt en den oker hierin omroert. Alsnu wordt het water in eene ledige kuip overgeschept, waarna het slib op den bodem zinkt.

Nadat men het water uit de tweede kuip voorzigtig verwijderd heeft, wordt het dikke slib op planken geschept en in de zon gedroogd, waarna het geschikt is om te worden gemalen. Men verkrijgt daardoor eene verfstof, die den naam van gelen oker draagt en ook wel schoongeel, Cassélsch geel, goudgeel, Chineesch geel enz. wordt geheeten.

Men bereidt deze verfstof in verschillende landen van Europa, ook in ons Vaderland, bepaaldelijk in Overijssel, waar de oker in de nabijheid der Schipbeek wordt gedolven. Verhit men dezen oker sterk, dan verliest hij zijn water, en er blijft rood ijzeroxyde achter. Men heeft bij Saalfeld, in den Harz, in Bohemen en elders ook rooden oker. Men gebruikt oker als water-, olie- en kalkverf; deze verfstof is zeer duurzaam, dekt vrij goed, is niet duur en ook niet vergiftig.

Men bereidt ook wel oker langs kunstmatigen weg door kalkmelk met ijzervitriool te vermengen of door gemengde oplossingen van aluin of zinkvitriool en ijzervitriool met soda neêr te slaan. Zulk een neêrslag wordt goed gewasschen en blijft dan in de opene lucht om geel te worden. Op die wijze bereidt men fijne schilderverwen.

< >