Lobeliaceën is de naam eener plantenfamilie, welke éénjarige of overblijvende gewassen en halfheesters omvat. De bladeren zijn spiraalsgewijs, doch de wortelbladeren in rosetten geplaatst. Zij zijn enkelvoudig, gaaf van rand en gezaagd of zelfs vindeelig.
De bloemen zijn volkomen, zelden éénslagtig, maar onregelmatig. Zij zijn in eind- of okselstandige aren of hoofdjes vereenigd.
De kelkbuis is met het vruchtbeginsel zamengegroeid; het zaad is 5-tandig of 5-spletig of door de verschillende grootte der tanden onregelmatig. De bloem is in het bovenste gedeelte van de kelkbuis ingeplant. Zeer zelden is zij 5-bladig; in den regel is zij gaaf en heeft zij een 2-lippigen rand. De onderlip is 3- en de bovenlip 2-lobbig. Men vindt er 5 meeldraden, welke afwisselen met de bloemkroonslippen.
De meeldraden zijn naar elkander toegebogen, en de helmknoppen 2-hokkig, overlangs openspringend en wel eens met borstels voorzien. Het geheel of half onderstandig vruchtbeginsel bestaat uit 2 of 3 vruchtbladen. Het kan 1-, 2- of 3-hokkig zijn. De enkelvoudige stamper komt zelden uit de buis der meeldraden te voorschijn, en de stempel is 2-lobbig. De drooge of vleezige zaaddoos of besvrucht springt in het geheel niet of op zeer verschillende wijzen open, en de talrijke zaden hebben eene regte kiem.
Men verdeelt deze familie in Clintoniaceae, Lobelieae en Delisseae. Het meest komt zij overeen met die der Campanulaceën, maar onderscheidt zich daarvan door hare onregelmatige bloem. De soorten zijn wel is waar over den geheelen aardbodem verspreid, maar slechts ééne soort behoort in het noorden te huis, namelijk de fraaije Lobelia Dortmanna. Aan de Kaap de Goede Hoop, in de Vereenigde Staten, in Mexico en op de Sandwich-eilanden heeft men vele lobelia’s. Zij bevatten een scherp en zelfs bedwelmend melksap.