Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Liljegren

betekenis & definitie

Johan Gustaaf Liljegren, een verdienstelijk Zweedsch oudheidkundige, geboren den 28sten Februarij 1791 (volgens anderen den 25sten April 1789), ontving in 1814 eene aanstelling tot amanuensis bij de Koninklijke Bibliotheek te Stokholm, in 1821 bij het Rijks-archief en in 1835 eene benoeming tot Rijks-archivaris. Ook was hij bibliothecaris der boekerij van Engeström, thans met de Koninklijke vereenigd, en overleed den 2den Junij 1837. Hij heeft zich zeer verdienstelijk gemaakt door het onderzoek van Zweedsche oudheden, van de verzamelde runen en van aloude charters, alsmede door eene grondige beoefening der Zweedsche taal. Van zijne geschriften vermelden wij: „Nordiska fornlemningar (1818-1821, 12 stukken)”, — „Skandinaviska fornaldeers bjeltesagor (1818 en 1819, 2 dln)”, — „Runurkunder (1833)”, — en „Svensk diplomatarium (1829-1837,2 dln)”.

< >