Ligne (De) is de naam van een oud en aanzienlijk Belgisch geslacht, welks voorvaderlijk kasteel zich in Henegouwen verheft. Herbrand, een afstammeling der souvereine graven van den Elzas, kwam in 1090 in Henegouwen en trad er in het huwelijk met Hermingarde, de zuster van Diederik van Leuze en aanvaardde den naam van de Ligny. Eeuwen lang had dit geslacht ridders van het Gulden Vlies onder zijne leden, terwijl het zich vermaagschapte met de edelste familiën des lands.
Ook werden aan dat geslacht door de Keizers van Duitschland eeretitels en voorregten toegekend. De meest beroemde der leden van dit geslacht is voorzeker:
Charles Joseph, prins de Ligne, die tot een hoogen militairen rang opklom en zich tevens als geestig schrijver bekend maakte. Hij werd geboren te Brussel den 12den Mei 1735. Zijn vader en grootvader hadden den rang van veldmaarschalk verkregen, en ook hij trad in 1752 in Oosterijksche dienst en onderscheidde zich in den Zevenjarigen Oorlog. Na den slag bij Hochkirch werd hij kolonel, en in 1771 zag hij zich bevorderd tot luitenant-generaal. In den Beijerschen Successie-ooriog voerde hij onder Loudon bevel over de voorhoede. Na het sluiten van den vrede deed hij eene reis door Italië, Zwitserland en Frankrijk, werd aan de vorstelijke hoven met onderscheiding ontvangen, en knoopte betrekkingen aan met Rousseau, Voltaire, Laharpe, Frederik de Groote enz. Als gezant te Petersburg verwierf hij in hooge mate de gunst van Catharina II, die hem met den titel van Russisch veldmaarschalk en met een landgoed in de Krim begiftigde. Keizer Joseph schonk hem in 1788 de waardigheid van grootmeester der artillerie en zond hem naar prins Potemkin, om dezen ter zijde te staan bij de belegering van Oczakow.
Met roem nam hij deel aan de belegering van Belgrado, maar de dood van keizer Joseph maakte een einde aan zijne militaire loopbaan. Hoewel hij den opstand der Nederlanden openlijk afkeurde, vertrouwde keizer Leopold hem niet volkomen, te minder omdat zijn oudste zoon de zijde der Patriotten gekozen had. Nadat hij dien zoon den 14den September 1792 gedurende den veldtogtder Verbondene Mogendheden in Champagne verloren had, zag hij zelf zich, bij de verovering van België door de Franschen, van al zijne goederen beroofd. Nu besteedde hij al zijn ledigen tijd aan letterkundigen arbeid, doch in 1807 benoemde keizer Frans hem tot bevelhebber der garde en in 1808 tot veldmaarschalk, zonder hem evenwel met een kommando te belasten. Toen Napoleon in 1803 het beslag ophief, op zijne goederen gelegd, droeg hij zijne regten op aan zijn zoon Lodewijk Lamoraal (+ 10 Mei 1813).
Van het Duitsche rijk ontving hij tot schadeloosstelling de voormalige abdij Edelstetten, welke hij in 1804 aan prins Esterhazy verkocht. Voorts woonde hij het Congrès te Weenen bij en overleed aldaar den 13den December 1814. Onder den titel: „Mélanges militaires, littéraires et sentimentaires (1795—1811, 34 dln)” gaf hij eene verzameling zijner werken in het licht, later gevolgd door zijne: „Oeuvres posthumes (1817, 6 dln)”. Voorts schreef hij: „Vie du prince Eugène de Savoie (1809)”, — „Lettres (1812, 2 dln)”, — en „Philosophie du Catholicisme avec une préface par Ph. Marheineke (1816)”.
Het tegenwoordig hoofd van het geslacht is Eugene Lamoral François Charles de Ligne, prins van Amblise en Epinoy, geboren den 28sten Januarij 1804. Hij is de kleinzoon van den voorgaande, en toen België zich van Holland, afscheidde, waren er die hem op den Belgischen troon wilden plaatsen. Hij was echter niet bijzonder ingenomen met den nieuwen staat van zaken, doch aanvaardde in 1838 de opdragt, om België te vertegenwoordigen bij de krooning der koningin van Engeland. Van 1842 tot 1848 was hij Belgisch gezant aan het Fransche Hof en in 1848 en 1849 bekleedde hij die betrekking aan de Italiaansche Hoven. In 1852 werd hij lid en weldra voorzitter van den Belgischen Senaat. Hij houdt des zomers zijn verblijf op het prachtige kasteel Bel-Oeil in Henegouwen, — en is ook nog minister van Staat, Oostenrijksch Kamerheer en ridder van het Gulden Vlies. — Zijn oudste zoon, geboren den 6den October 1824 en gehuwd met eene dochter van den graaf de Talleyrand-Périgord, is den 27sten November 1871 overleden.