Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Lamballe

betekenis & definitie

Lamballe (Marie Therèse Louise de Savoye-Carignan, prinses de), een slagtoffer van den bloeddorst der groote Fransche Revolutie, werd geboren te Turijn den 8sten September 1749. Zij was de dochter van prins Lodewijk Victor Amadéus van Carignan en van prinses Catharina Henriette van Hessen-Rheinfels-Rotenburg. Zij onderscheidde zich zoowel door schoonheid als door een beminnelijk karakter, en Lodewijk XV, koning van Frankrijk, deed haar in 1767 in het huwelijk treden met Louis Alexandre Joseph Stanislas de Bourbon, prins de Lamballe. Reeds na 15 maanden verloor zij haren 20 jarigen, door losbandigheid uitgeputten gemaal.

Toen Marie Antoinette, de gemalin van Lodewijk XVI, zich in Frankrijk vestigde, schonk zij hare toegenegenheid aan de prinses de Lamballe en verhief haar tot grootmeesteres. De vriendschap van deze 2 vrouwen werd nog inniger, toen de Omwenteling het Koninklijk Huis bedreigde. Bij de poging des Konings om uit Frankrijk te vlugten (20 Mei 1791) verliet ook de prinses de Lamballe Frankrijk, met het doel om zich in Engeland weder bij de Koningin te voegen. Toen zij echter vernam, dat genoemde poging mislukt was en dat het Koninklijk gezin er nog erger aan toe was dan te voren, besloot zij, in strijd met den raad harer bloedverwanten, naar Frankrijk terug te keeren en kwam in Februarij 1792 weder te Parijs. Na de gebeurtenissen van 10 Augustus ontving zij verlof, om de Koningin in de gevangenis bij te staan, doch werd korten tijd daarna op last van den gemeenteraad van hare gebiedster gescheiden en uit den Temple naar de gevangenis La Force overgebragt. Dáár verschenen de moordzieke benden in de eerste dagen van September.

In den morgen van den 3den dier maand werd haar aangezegd, dat zij zich gereed moest houden om naar de abdij te verhuizen. Men bragt haar echter voor eene regtbank, door moordenaars gevormd, en gelastte haar te zweren, dat zij de vrijheid en gelijkheid liefhad en dat zij den Koning, de Koningin en het koningschap haatte. „Den eersten eed wil ik afleggen”, gaf zij ten antwoord, „doch den tweeden kan ik onmogelijk zweren; daartegen verzet zich mijn hart”. Onderscheidene omstanders, die haar wilden redden, rigtten het woord tot haar, doch de rampzalige vrouw zag en hoorde niets meer. „Men stelle mevrouw in vrijheid”, zeide de voorzitter, en dit woord was het vastgestelde teeken, dat zij sterven moest. Toen zij, door 2 mannen ondersteund, de deur bereikte, ontving zij een sabelhouw over het achterhoofd, en een tweede deed haar ter aarde zinken. Nu hieuw men het hoofd van den romp en rukte haar het hart uit de borst; beide werden op pieken gestoken en daarmede trok de woeste menigte door de straten van Parijs tot onder de vensters van den Temple, waar zich de Koninklijke familie bevond.

< >