Kühnöl (Christian Gottlieb) of Kuinoel, een uitstekend godgeleerde, geboren te Leipzig den 2den Januarij 1768, studeerde in de theologie en in de letteren en vestigde zich in zijne geboortestad als privaatdocent. In 1790 werd hij buitengewoon hoogleeraar in de wijsbegeerte, voorts custos van de bibliotheek der universiteit en in 1796 predikant in de St. Paulskerk. In 1801 vertrok hij als hoogleeraar in de dichtkunst en welsprekendheid naar Gieszen, waar hij eene uitgave van „Propertius” bezorgde, doch vervolgens zich bepaalde bij de uitlegkunde van het Nieuwe Testament.
Zijn hoofdwerk is dan ook: „Commentarii in libros Novi Testamenti historicos (1807—1818, 4 dln; 4de druk 1837)”. Voorts leverde hij: „Geschichte des jüdischen Volkes (1791)”, — „Gemälde aus der preuszischen Geschichte (1799)”, — „Observationes ad N. T. ex libris apocryphis (1794)”, — „Die messianische Weisagungen des A. T. übersetzt und erläutert (1792)”, — „Die Psalmen metrisch übersetzt (1799)”, enz. Hij overleed in 1841.