Krasinski (Graaf Sigmund Napoleon), een Poolsch dichter, geboren te Parijs den 19den Februarij 1812 uit een edel Poolsch geslacht, was de zoon van graaf Vincent Krasinski (geboren 1782), die onder Napoleon I bevel voerde over de Poolsche garde-kavallerie, na den dood van Poniatowski de overblijfselen van dat korps naar zijn vaderland bragt, en in 1858 overleed als generaal der kavallerie in Russische dienst en als lid van den staatsraad. Sigmund daarentegen, doortinteld van geestdrift voor zijn Poolsch vaderland, versmaadde de schitterendste aanbiedingen van den Czaar en vertoefde na den opstand van 1831 in ziekelijken toestand en nagenoeg blind meestal in het buitenland, waar hij lucht gaf aan zijne smart in gedichten, die den langen tijd onbekenden vervaardiger grootcn roem bezorgden. Reeds vroeger was zijn verhaal: „Het graf der familie Reichsthal”, alsmede de geschiedkundige roman: „Wladislaus Hermann en zijn Hof (1829)” in het licht verschenen. Zijne verhevenste stukken zijn: „Nieboska Komedya (1837—1848)” of „De ongoddelijke comedie”, — en „Irydion”, waarin hij de lotgevallen van den Slawischen stam in dichterlijke tafereelen voorstelt.
Voorts vermelden wij van hem: „Noc letnia (De zomernacht)”, — „Pokusa (De verzoeking)”, — „Przedswit (Vóór de Morgenschemering)”, — en „Psalmy przyslosci (Psalmen der toekomst)”. Hij overleed te Parijs den 24sten February 1859, en zijne gezamenlijke werken zijn in 1863 in 3 deelen in het licht verschenen. — Tot hetzelfde geslacht behoort graaf Valerianus Krasinski, geboren in 1780 en overleden te Edinburgh den 22sten December 1855. Hij schreef o. a.: „Rise, progress and decline of the reformation in Poland (1839—1840, 2 dln)”.