Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Konijnenburg

betekenis & definitie

Konijnenburg (Jan), een verdienstelijk Nederlandsch letterkundige, geboren te Leiden den 8sten December 1757, studeerde aan het seminarium der Remonstranten en was achtervolgens predikant te Hazerswoude, Leiden en Utrecht en hoogleeraar aan de Remonstrantsche kweekschool te Amsterdam. Hij aanvaardde laatstgenoemd ambt in 1790, nam het waar tot in 1827, en overleed den 8sten Januarij 1831. Behalve godgeleerde werken schreef hij: „Lofrede op E. Wolf geb. Bekker en Agatha Deken (1805)”, — „De kunstverdiensten van Angelika Kaufmann en Raphaël, geschetst in twee redevoeringen, met afbeeldingen (1810)”, — „Nationaal gedenkboek der hernieuwde Nederlandsche Unie van den jare 1813 (1816)”, — „Letternatuur- en zedekundige mengelingen (1818)”, — „Konstantijn de Groote, treurspel (1818)”, — en „Tafereelen van de staatsomwenteling in Frankrijk (1794— 1807, 26 dln; 2de druk 1824—1827, 28 dln).” Voorts werden verhandelingen van hem door Teyler’s genootschap en de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen met goud en zilver bekroond, terwijl hp in 1788 en later een tijdschrift uitgaf, getiteld: „Bijdragen tot het menschelijk geluk (6 dln)”.

< >