Juarez (Benito), een Mexicaansch staatsman, werd geboren in 1809 in den Staat Oaxaca. Hij was de zoon van behoeftige Indiaansche ouders, deed tot zijn 12de jaar dienst als herdersjongen en liep toen heimelijk weg naar de stad Oaxaca, waar een welgezeten koopman zich over hem ontfermde. Juarez onderscheidde zich door aanleg en ijver, studeerde in de regten en vestigde er zich als advocaat. Reeds vroeg bemoeide hij zich met staatkundige aangelegenheden, werd lid van het Wetgevend Ligchaam, toen secretaris, vervolgens regter en eindelijk advocaat-generaal bij het hooggeregtshof.
In 1846 nam hij zitting in het Mexicaansch Congrès, doch legde het volgende jaar zijn mandaat neder, daar hij gekozen was tot gouverneur van den staat Oaxaca. In die betrekking, welke hij tot 1852 bekleedde, ontwikkelde hij groote administratieve talenten, bevorderde het onderwijs en den aanleg van wegen en zocht vooral de mijnontginning op te beuren. Juist was hij tot het ambteloos leven teruggekeerd, toen Santa-Anna, die ten tweeden male het hoogste gezag verkregen had, het vonnis der ballingschap over hem uitsprak. Juarez vertoefde eenigen tijd te Havana en in Nieuw-Orleans, doch keerde in 1855 naar Mexico terug, toen de Indiaansche generaal Alvarez zijn tegenstander had doen vallen. Hij verbond zich met Alvarez, die als voorloopig president hem tot minister van Buitenlandsche Zaken, Eeredienst en Justitie benoemde. Als zoodanig maakte Juarez in de vermaarde, naar hem genoemde wetten een einde aan alle kerkelijke en militaire voorregten. Toen voorts Alvarez in December 1855 het presidentschap nederlegde, nam ook Juarez zijn ontslag en werd weder gouverneur van Oaxaca. In 1853 werd hij lid van het Congrés en werkte als zoodanig mede tot de vaststelling der nieuwe grondwet van 1857.
Bij de eerstvolgende presidentskeuze behaalde Comonfort de overwinning, terwijl Juarez tot president van het hooggeregtshof en als zoodanig tot vice-president gekozen werd. Toen Comonfort in Januarij 1858 de vlugt nam, volgde Juarez hem op. Hij kwam daardoor in een hagchelijken toestand, maar onderscheidde zich door groote geestkracht, moed en staatsmanswijsheid. De verbondene priester- en soldatenpartij stond tegen hem op en was meester van de hoofdstad en van andere aanzienlijke steden des lands. Juarez moest de wijk nemen van de eene plaats naar de andere, totdat hij eindelijk in 1859 den zetel der regéring verlegde naar Veracruz, waar hij weldra door de vertegenwoordigers van alle Staten als de regtmatige president werd gehuldigd. Vanhier deed hij nu de hervormingswetten afkondigen, volgens welke de uitgestrekte kerkelijke goederen nationaal eigendom verklaard en tot verkoop aangewezen werden, terwijl hij tevens godsdienstvrijheid en het burgerlijk huwelijk invoerde. Nu volgde een strijd op leven en dood, die den 22sten December 1860 door de nederlaag van Miramon ten gunste van Juarez werd beslist. Weldra deed hij zijn intogt in de hoofdstad, werd door de Europésche mogendheden erkend, en zag zich den 11den Junij 1861 met eene indrukwekkende meerderheid tot president gekozen.
Eindelijk scheen eene schoone toekomst voor Mexico aan te breken, die echter bedreigd werd, toen Napoleon III, onder voorwendsel dat hem schadeloosstelling toekwam, ter kwader uur Fransche troepen derwaarts zond en Maximiliaan van Oostenrijk overhaalde het keizerschap te aanvaarden. Juarez bood een hardnekkigen tegenstand aan de buitenlandsche heerschappij, en om hierin te volharden, weigerde hij, bij het eindigen van het tijdperk van zijn bestuur (1865), zijn gezag in handen te stellen van den vicepresident Ortega. Bij de algemeene geestdrift om den vijand te verjagen, liet men hem ongemoeid, doch toen Maxmiliaan den 19den Junij 1867 te Queretaro doodgeschoten en daardoor aan de Fransche interventie een einde gemaakt was, ontstond er oppositie tegen Juarez. De kiezers werden opgeroepen en men stelde generaal Porfirio Diaz als candidaat tegenover hem. Niettemin behaalde Juarez de overwinning; hij werd president tot in 1871, maar had gedurende dien tijd met herhaalde oproeren te worstelen. In 1871 verkreeg noch hij noch Diaz de volstrekte meerderheid, maar hij erlangde die vervolgens in het Congres, zoodat hij ook toen weder voor den tijd van 4 jaar met de waardigheid van president bekleed werd. Hij overleed echter den 18den Julij 1872.