Hüningen of Groszhüningen, in het Fransch Huningue, een stadje in den Elzas, op den linkeroever van de Rijn, een uur gaans beneden Basel, is merkwaardig wegens zijne ligging aan eene plek, waar men genoemde rivier gemakkelijk overschrijden kan. Om zulks te verhinderen, was er reeds vroeg een hechte toren gebouwd, die den 26sten Mei 1634 door den hertog von Lauenburg aan de Ligue ontrukt werd, doch later in koop aan Lodewijk XIV ten deel viel. Deze liet Hüningen door Vauban versterken en er vervolgens eene brug met een hoofd bouwen. Volgens de vredesverdragen van 1697, 1714 en 1734 moesten de Franschen het brughoofd sloopen, doch zij herstelden het in 1714, — en dit geschiedde desgelijks, toen het in 1751 verwoest was.
Na den terugtogt van Moreau, die hier den 26sten October 1796 over de Rijn trok, namen de Oostenrijkers de schans in bezit, maar werden weldra door generaal Abbatucci verdreven. I tusschen werd zij den 2den Februarij 1809 bij capitulatie in handen van de Keizerlijke troepen geleverd. Den 17den December 1813 togen er de Oostenrijkers en Beijerschen over de Rijn, belegerden de vesting Hüningen en bemagtigden haar den 14den April 1814 door de capitulatie van Barbou. Later werd zij nogmaals door de Oostenrijkers ingesloten onder aanvoering van aartshertog Johann, en schoon generaal Barbanègre haar dapper verdedigde, moest zij den 26sten Augustus 1815 capituléren, waarna hare vestingwerken voor goed werden gesloopt.