Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Hogerbeets

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Hadrianus Hogerbeets, een verdienstelijk beoefenaar der Latijnsche dichtkunst. Hij werd geboren in het laatst der 16de eeuw te Haarlem, studeerde en promoveerde in de regten en vestigde zich te Utrecht. In 1616 bezocht hij Parijs, en hij was zeer bevriend met Antonius Aemilius. Wjj hebben van hem: „Carmen elegiacum pro devicta Atrebatum urbe ad Ludovicum III, Gallorum regem (1640)”, — en „Carmen panegyricum reverendo admodum et illustri D. Huberts a Suetendael etc. (1640)”.

Petrus Hogerbeets, desgelijks een Latijnsch dichter en de afstammeling van een aanzienlijk Noord-Hollandsch geslacht. Zijn overgrootvader, Dirk Heyndrikz. Hogerbeets, eerst op Hoogerbeets bij het dorp Beets wonende, had zich later te Hoorn gevestigd, en diens zoon werd er burgemeester. Petrus, geboren te Hoorn den 2den Maart 1542, studeerde eerst in zijne geboortestad, daarna te Leuven, en eindelijk te Padua, alwaar hij tot doctor in de geneeskunde bevorderd werd. Na zijn terugkeer vestigde hij zich te Hoorn en bezweek er den 12den September 1609 bij het woeden der pest als een slagtoffer zijner menschlievendheid, waarna het stedelijk bestuur in de groote kerk een praalgraf ter zijner eer deed verrijzen. Hij was een goed dichter in de Latijnsche en Nederlandsche taal, en een bundel zijner voortbrengselen, door Velius verzameld, draagt den titel: „Petri Hogerbetii Hornani medici et poetae clarissimi poematum reliquiae etc. (1606)”. Hogerbeets was een kundig en welsprekend geneesheer, en onderhield vriendschappelijke betrekkingen met de voornaamste geleerden van zijn tijd.

Rombout Hogerbeets, een broederszoon van den voorgaande en een uitstekend regtsgeleerde. Hij was een zoon van dr. Dirk Heyndrikz. Hogerbeets, eerst schepen en later burgemeester van Hoorn, en van Machteld van Steynemolen, werd geboren te Hoorn den 24sten Junij 1561, en moest reeds op zevenjarigen leeftijd zijne hervormingsgezinde ouders, die voor Alva de wijk namen, in ballingschap vergezellen. Deze toefden met hem te Wesel, waar hij zich oefende in de oude talen, en nadat zij in 1572 in het bezit hunner verbeurd verklaarde goederen hersteld waren, keerde in 1577 ook Rombout terug naar zijne geboortestad, studeerde vervolgens te Leiden, en werd aldaar in 1584 tot doctor in de regten bevorderd. Hij was er zoo gunstig bekend, dat de regéring van Leiden hem in 1590 de betrekking opdroeg van raad en pensionaris der stad, terwijl de curatoren der hoogeschool hem tot hun secretaris benoemden. Zes jaren later werd hij lid van den Hoogen Raad van Holland en Zeeland, en zijne bekwaamheid en regtvaardigheid bezorgden hem de algemeene achting en grooten roem. In 1608 werd hij met zijn ambtgenoot Leonard de Voogd en met Nicolaas Cromhout, raad in den Hove van Holland, naar Amsterdam gezonden, om deze stad tot het sluiten van een bestand met Spanje over te halen, en hij zag zijne zending met den gewenschten uitslag bekroond.

Bij de onrustige bewegingen, het volgende jaar te Alkmaar ontstaan, werd hij als gemagtigde van prins Maurits met anderen derwaarts afgevaardigd om de gemoederen tot rust te brengen, en in 1611 vormde hij met Jacob van Wassenaar, heer van Obdam, en dr. Dirk Bas, burgemeester van Amsterdam, een gezantschap naar de Hoven van Denemarken en Zweden, om zoo mogelijk een einde te maken aan den oorlog tusschen die beide Staten. In 1617 zag Hogerbeets zich gewikkeld in binnenlandsche onaangenaamheden. Twee burgers van Haarlem, door de regéring uit die stad gebannen, wegens hun terugkeer in boete geslagen, beriepen zich op den Hoogen Raad. Deze, schoon gewaarschuwd om geene vonnissen te vellen in strijd met het oogmerk der Staten, stelde de Haarlemsche regenten in het ongelijk , hoewel deze, gedekt door het gezag der Staten, zich daarom weinig bekreunden. Intusschen had Hogerbeets met 6 zijner ambtgenooten zich tegen de uitspraak van den Hoogen Raad verzet en werd deswege door zijne andersgezinde ambtgenooten op eene smadelijke wijze bejegend, zoodat hij het aanbod van Leiden, om er weder als pensionaris op te treden, met blijdschap aannam.

In deze betrekking nam hij wederom zitting in de Vergadering der Staten en was met Hugo de Groot een ijverig voorstander van de maatregelen, door Oldenbarneveldt op het gebied van Kerk en Staat genomen. Hierdoor haalde hij zich het misnoegen van prins Maurits op den hals en werd met laatstgenoemde 2 op den 29sten Augustus 1618, zoo het heette, op last der Algemeene Staten in hechtenis genomen. Immers Hogerbeets verzekert in een door hem nagelaten geschrift, dat de vergadering der Algemeene Staten het besluit tot inhechtenisneming niet genomen, maar eerst na de uitvoering goedgekeurd heeft. De regéring verzocht aan prins Maurits, dat haar pensionaris onder borgtogt mogt ontslagen worden, daar al 't geen hij gedaan had, geschied was op haar last, terwijl tevens volgens de stads privilegiën de gevangene te Leiden moest teregtstaan. De Stadhouder verwees haar naar de Staten, maar de Leidsche afgevaardigden gaven ten antwoord, dat hij verpligt was, de privilegiën te handhaven, zoodat zij in het gegeven geval met de Staten niets te maken hadden; doch de Prins was tot geene toegevendheid te stemmen.

Na eenige verhooren verscheen Hogerbeets tot 2-maal toe voor zijne regters, en na het onthoofden van ’s Lands Advocaat vervoegden zich nogmaals 3 regters bij hem, ten einde hem over te halen, om zelf of door middel zijner vrienden vergiffenis te verzoeken. Toen hij zulks met verontwaardiging van de hand wees, gingen zij heen, terwijl één van hen zeide: „Zoo zult gij varen als Barneveldt; 't schavot staat er nog!” Toen hij eenigen tijd daarna veroordeeld werd tot altijddurende gevangenis met verbeurdverklaring zijner goederen, verklaarde hij, dat hij niet berusten kon in het vonnis en daarvan herziening verzocht, maar toen hem het zwijgen werd opgelegd, sloeg hij met de hand op de borst en herhaalde met krachtige stem:

Hic murus aheneus esto, Nil conscire sibi, nulla palescere culpa!

of: „Dit zij een koperen muur, zich van geenerlei overtreding bewust te wezen en door geene misdaad te verbleeken!” Daarna hadden zijne bloedverwanten vrijen toegang tot zijn kerker, en hij werd omstreeks eene maand later met de Groot naar Loevestein overgebragt. Hier bleef hjj van 1619 tot 1625. Toen verligtte Frederik Hendrik zijne gevangenis door deze met het huis Te Weer bij Wassenaar te verwisselen. Hij overleed echter 5 weken daarna op den 7den September 1625, nadat zijne echtgenoote Hillegonda Wentzen reeds op Loevestein bezweken was.

Hogerbeets was een man van een uitmuntend karakter, eene edele figuur in onze geschiedenis. Hij wordt geroemd als een schrander regtsgeleerde, als een welsprekend redenaar, als een vroom en naauwgezet Christen, — ja, de Groot noemt hem een toonbeeld van een volmaakt jurist. Hij schreef eene „Korte inleiding tot de praktijk voor de hoven van Justitie in Holland”, en achter de „Inleiding tot de Hollandsche regtsgeleerdheid (1690)” van de Groot vindt men van hem: „Van 't aanleggen en volvoeren der processen voor de respectieve hoven van Justitie in Holland, verklaard en uitgebreid door een Hollandsch regtsgeleerde”. In den catalogus van Gronovius vindt men vermeld: „Copie van een geschrift van wijlen den heer mr. R. Hogerbeets, tot gedachtenis van zijne kinderen opgesteld” , terwijl hij ook nog een aantal andere handschriften heeft nagelaten. Men heeft brieven van hem in de „Praestantium ac eruditorum virorum epistolae (Amsterdam 1864)”,— in de „Brieven van verscheyde vermaerde en geleerde mannen dezer eeuw (1662)” en elders.

< >