Grillparzer (Franz), een uitstekend Duitsch dichter, geboren te Weenen den 15den Januarij 1791, werd na het voleindigen zijner studiën huisonderwijzer bij een graaf en in 1813 ambtenaar in staatsdienst, waarna hij zich in 1833 tot directeur van het archief de „Hofkammer” benoemd zag. In 1861 werd hij rijksraad, en hij overleed te Weenen den 21sten Januarij 1872. Reeds in 1847 had hij zitting gekregen in de Académie van Wetenschappen. Hij volbragt onderscheidene reizen, zooals in 1819 door Italië, in 1826 en in 1847 door Duitschland, en in 1843 naar Constantinopel en Griekenland.
Reeds vroeg openbaarde hij eene groote neiging tot de beoefening der dichtkunst zonder evenwel zijne voortbrengselen ter perse te leggen. Als dramatisch dichter leverde hij aanvankelijk: Die Ahnfrau (1816, 6de druk 1844)’’, waardoor zijn naam weldra bekend werd. Voorts schreef hij de drama's „Sappho (1819, 4de druk 1856)" en „Das goldene Vlies (1822)’’. Dit laatste is gesplitst in 3 afdeelingen, en de eerste daarvan „Medéa” heeft vooral door het meesterlijk spel van Sophie Schröder grooten opgang gemaakt. Beide stukken zijn rijk in fraaije gedeelten en onderscheiden zich door een keurigen vorm.
Hetzelfde kan men verzekeren van „Des Meeres und der Liebe Wellen (1840)”, eene bewerking der sage van „Hero en Leander”. Het beste stuk van Grillparzer is welligt het historisch treurspel: „König Ottokar’s Glück und Ende (1825, 2de druk 1852)”. Daarenboven schreef hij het treurspel: „Ein treuer Diener seines Herrn (1830)", — het blijspel: „Wehe dem, der lügt (1840)” — en het dramatisch sprookje: „Der Traum, ein Leben (1840)”. Ook heeft men van hem de novelle: „Der Spielman (1840)”, — en zijn gedicht „Radetzky” werd in 1840 in Duitsch-Oostenrijk met geestdrift ontvangen. Op zijn 80sten verjaardag beijverde zich geheel Duitschland, om hulde te brengen aan den uitstekenden dichter.