Gendarussa Nees is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Acanthaceën.
Het onderscheidt zich door een 5-spletigen kelk, waarvan de slippen even lang, maar de zijdelingsche iets smaller zijn, — door eene bloemkroon met een bijkans regelmatigen of tweelippigen zoom, eene gewelfde bovenlip, eene schuins geplooide onderlip en eene korte buis, — door 2 onder in de keel ingeplante helmdraden met 2-hokkige, niet zelden ongelijkhokkige helmknoppen, die op verschillende hoogte zijn aangehecht, — door eene aan de bovenzijde veelal 4 zaden dragende zaaddoos, — en door tot aren zamengevoegde bloemen. Tot de belangrijkste soorten behoort G. vulgaris Nees, een lage heester met lancetvormige, onbehaarde bladeren en eindelingsche aren met purpere bloemen.
Deze plant is over den geheelen Oost-Indischen Archipel, de Philippijnsche eilanden enz. verspreid, — voorts ook naar Zuid-Amerika overgebragt. Zij behoort tot de voornaamste geneesmiddelen van den Javaan, die haar, behalve met den naam van Gendarussa, met dien van Daon Prasman bestempelt. Ook Europésche geneesheeren hebben zich daarvan met goed gevolg bediend bij eatharrale koortsen, cholera, keelaandoeningen, rheumatische ongesteldheden enz. — G. tranquebariensis Nees is een Oost-Indische heester met groote gele bloemen met purperen stippen, en met geneeskrachtige bladeren, die als een verkoelend middel vooral bij kinderpokken worden gebruikt, — en G. Adhatoda Steudel, ook Malabarsche noot genoemd, is een heester ter hoogte van 3 Ned. el met groote, onbehaarde, glanzige, overblijvende bladeren en groote, fraaije, witte, tot aren vereenigde bloemen. Deze plant groeit op Ceylon, en hare deelen worden er als geneesmiddelen gebruikt.
