Furrer (Jonas), een Zwitsersch staatsman, geboren in 1805 te Winterthur in het canton Zürich, studeerde te Zürich, Heidelberg en Göttingen in de regten en verwierf, na zijn terugkeer, door uitgebreide kennis en een edel karakter het vertrouwen zijner medeburgers, zoodat hij in 1834 lid werd van den Grooten Raad. In die betrekking was hij ijverig werkzaam aan de uitvoering der instellingen, door de grondwet van 1831 toegezegd. Ook als lid van den Raad van Onderwijs maakte hij zich verdienstelijk jegens het volk door verbetering der scholen. In 1838 verleende de universiteit te Zürich hem de doctorale waardigheid.
In het woelige jaar 1839 was hij voorzitter van den Grooten Raad, maar hij zag zich weldra daaruit verwijderd. In 1842 werd hij wederom tot lid van dat ligchaam en in 1844 tot voorzitter benoemd. Gedurende de woelingen, door de opheffing der kloosters in Aargau en door de Jezuïetenvraag veroorzaakt, kwamen door zijn invloed de besluiten van 26 Januari) 1845 tot stand, die een einde maakten aan de reactie. Furrer werd in 1845 tot burgemeester benoemd, en zag zich zelfs tot Bondpresident gekozen. Hij verwierf de algemeene achting door de mannelijke standvastigheid, waarmede hij de eischen der buitenlandsche mogendheden afwees. Als afgevaardigde van Zürich in 1847 en 1848 ijverde hij met bezadigdheid voor de ontbinding van den „Sonderbund”, en drong daarna aan op eene nieuwe regeling van den Bond. Toen deze vastgesteld was, benoemde men hem tot Bondspresident, en in 1852 werd hij wederom met die waardigheid bekleed. Hij bleef lid van den Bondsraad tot aan zijn dood, namelijk tot aan den 26sten Julij 1861.