Fluorium (F of F 1.) is eene enkelvoudige stof, die tot de metalloïden behoort. Zijn verbindingsgewigt is 237,5 of 19. Men heeft dit scheikundig element tot nu toe niet met voldoende zekerheid afzonderlijk verkregen, maar uit de overeenkomst tusschen de chloorverbindingen en die, waarin men fluorium onderstelt, zijne eigenschappen afgeleid. Fluoriumverbindingen komen in de natuur dikwijls voor, doch niet in groote hoeveelheden.
De meest algemeene is het vloeispaat, eene verbinding van fluorium met het metaal der kalkaarde, waarmede het fluorcalcium vormt. Daarenboven vindt men fluorium in kryoliet, topaas, wagneriet en in eenige veldspaat- en micasoorten, alsmede in geringe hoeveelheid in teelaarde, — voorts in de beenderen, in het glazuur der tanden, in urine, bloed, melk en kiezelhoudende stengels van sommige grassen en paardestaartachtigen. Vooral Fremy heeft pogingen aangewend, om fluorium uit zijne verbindingen te scheiden. Door electrolyse van fluorkalium verkreeg hij een gas, dat platina aantastte en water onder vorming van vloeispaatzuur ontleedde. Het fluorium komt, wat zijne scheikundige eigenschappen betreft, sterk overeen met chloor. De belangrijkste verbindingen van fluorium zijn vloeispaat (zie aldaar) en fluorwaterstofzuur. Wanneer men het eerste begiet met een sterk zuur, dan ontwikkelen zich dampen, die het glas mat maken, en daarvan heeft Schwankhard te Nürnberg reeds in 1610 gebruik gemaakt. Later merkte men op, dat deze dampen uit een eigenaardig zuur, het fiuorwaterstofzuur of vloeispaatzuur, bestaan, en dit gaf aanleiding tot de ontdekking van het fluorium.
Vloeispaatzuur is eene verbinding van fluorium met waterstof. In zuiveren toestand is het eene zeer bijtende vloeistof, die op de huid booze zweren doet ontstaan. Zijne belangrijkste eigenschap is, dat het, zooals wij reeds gezegd hebben, glas (kiezelaarde met alkaliën en kalk) aantast, doordien het met de kiezelaarde kiezelfluorwaterstofzuur vormt. Men kan het daarom niet in glazen flesschen bewaren; deze moeten daartoe van vloeispaat, van platina of van getah-pertsja vervaardigd zijn. Om er mede op glas te etsen, bedekt men dit laatste met was of met een vernis, waarin men de teekening of de letters griffelt, en men houdt daarna het glas boven een bak, waarin zich uit een brij van fijngewreven vloeispaat en zwavelzuur het vloeispaatzuur ontwikkelt. Bromeis en Böttger hebben langs dien weg platen gereed gemaakt voor de drukkerij, en aan deze handelwijze den naam gegeven van hyalographie. Wegens zijne eigenschap, om kiezelaarde op te nemen, is het vloeispaatzuur in de analytische scheikunde een belangrijk middel, om kiezelhoudende delfstoffen van kiezelaarde te bevrijden. Het is een watervrij zuur met een soortelijk gewigt van 1,06, en dit kan bij toevoeging van water onder eene belangrijke warmte-ontwikkeling tot 1,25 verhoogd worden.