Fenians is de naam van Iersch-Amerikaansche omwentelingsmannen, die Ierland willen ontrukken aan de Britsche heerschappij en tot de laatste schakels behooren van de lange keten der Iersche zamenzweringen tegen Engeland. Zij zijn de vertegenwoordigers van de aloude verdeeldheid der Celten en Saksen (Germanen), en deze is gevoed door een verkeerd Engelsch bestuur, alsmede door de ontevredenheid van het R. Katholieke Ierland op het Protestantsche Engeland, — eene ontevredenheid, die door den ijver van O'Connell niet weinig is aangewakkerd. Het Fenianismus heeft deze eigenaardigheden, dat het in Amerika is ontstaan en eene revolutionaire strekking bezit. Zijn Amerikaansche oorsprong is af te leiden uit den Ierschen hongersnood (1845—1847), die honderdduizende Ieren naar de Vereenigde Staten dreef.
Hier vermeerderde hun aantal aanmerkelijk, en toen de oorlog tusschen het Noorden en Zuiden uitbarstte, namen velen van hen daaraan deel. De gezindheid der Engelsche pers, om het Zuiden te ondersteunen, het uitrusten van kaperschepen der Zuidelijken in Engelsche havens enz., — dat alles scheen een oorlog tusschen Engeland en de Vereenigde Staten onvermijdelijk te maken. Zoo iets was juist naar den wensch der patriotten van het Jonge Ierland. Wanneer men op de medewerking der IerschAmerikaansche soldaten en der Iersch-Amerikaansche bevolking kon rekenen, dan zou men, in geval van zoodanigen oorlog, met goed gevolg de vaan van den opstand in de Iersche gewesten kunnen ontrollen. Deze omstandigheden bevorderden de ontwikkeling van de zamenzwering der Fenians tegen het einde van 1861.
De naam Fenian is aan de geschiedenis van Ierland ontleend. Bj) de Oude Ieren bestond eene kaste van krijgslieden, en één harer meest-beroemde aanvoerders was Fioni of Finn, die tegen het einde der 2de eeuw vele heldendaden verrigtte. Naar hem noemde men later de Iersche krijgslieden Finna of Finn’s mannen, en die naam is in het Engelsche woord Fenian herschapen. De broederschap der Fenians was dus eene vereeniging van gewapende helden; haar voornaamste stichter was in Amerika John O'Mahoney en in Ierland James Stephens. Vooral in de Vereenigde Staten was zij spoedig georganiseerd. Het bestuur der broederschap werd opgedragen aan eene centrale commissie te New-York met een Raad van 5 leden. In elke Amerikaansche Staat bevond zich een bestuurder, en ieder Staat was weder in arrondissementen en subarrondissementen (circles en subcircles) verdeeld. Haar doel was de bevrijding van Ierland en de stichting van eene Iersche Republiek.
De Fenians waren verdeeld in 4 klassen, namelijk in oversten, dat is zulken, die er in slaagden, een bataljon van eenige honderde manschappen bijeen te brengen, — in kapiteins, die aan het hoofd stonden van althans 100 man, — in sergeants, die 10 tot 20 man aanbragten, — en in gemeene soldaten, die na het afleggen van den eed der Fenians in het leger van de Iersche Republiek werden ingelijfd. Volgens een dergelijk plan zou ook de broederschap in Ierland georganiseerd worden;doch men had hier met veel meer zwarigheden te worstelen. Toch is het bekend, dat reeds in den aanvang van 1862 zamenkomsten van Fenians in het westen van Ierland gehouden zijn. In het voorjaar van 1863 ging John Luby, een van de aanvoerders der broederschap in Ierland, als afgezant naar Amerika, waar hij onder geleide van O'Mahoney en anderen het leger van generaal Corcoran, den aanvoerder van het Iersche legioen in het leger aan de Potomac, bezocht en voldoende blijken ontving van belangstelling in de Iersche zaak. In het najaar van 1863 had het Fenianismus er zoo groote vorderingen gemaakt, dat O'Mahoney te Chicago een congrès van opperhoofden kon zamenroepen. Daar werd de Tersche Republiek in eene geheime zitting afgekondigd, terwijl men er James Stephens erkende als het hoofd der Fenians in Europa en de Amerikaansche broeders opwekte, om hem te ondersteunen. Eenige weken daarna verscheen te Dublin het dagblad „The Irish People” als het orgaan der Fenians. Het baarde echter niet veel opzien, vooral daar de redactie zich zorgvuldig hield binnen de perken der wet.
Intusschen verzuimde men niet, voorbereidselen te maken. Het bureau van gemeld dagblad was het hoofdkwartier der zamenzwering, en de zendelingen der Fenians doorkruisten het geheele land. Geld en wapens verwachtte men uit Amerika. Men begreep echter zeer goed, dat men noch op de geestelijkheid, noch op den gezeten middenstand zou kunnen rekenen, zoodat de handwerkslieden, de fabriekarbeiders en de behoeftige landbewoners de omwenteling tot stand moesten brengen. Zulke menschen konden geene hulpmiddelen leveren.
In Amerika was het geheel anders; vele Ieren genoten er welvaart en waren bereid, zich opofferingen te getroosten ten behoeve des vaderlands, en toen James Stephens in 1864 Amerika bezocht had, keerde hij met aanzienlijke sommen naar Ierland terug. Rusteloos en in het verborgen zocht men het doel te bereiken: men voorzag zich van allerlei wapenen, vooral pieken, en men oefende zich des nachts in den wapenhandel op afgelegene plaatsen. Ook in Amerika bleef men niet werkeloos. In 1865 werd te Chicago een tweede congres gehouden; het Fenianismus telde zijne aanhangers in alle Staten der Unie, en het eindigen van den Amerikaanschen oorlog was eene oorzaak, om de voorbereidselen van het Fenianismus te bespoedigen.
Inmiddels was tegelijk met de werkzaamheid der Fenians ook de waakzaamheid der Britsche regéring toegenomen, en voordat de broederschap gereed was, om hare taak te voleindigen, zag zij al hare verwachtingen verijdeld. In den nacht van den 15den September 1865 bezette de policie het gebouw van den „Irish People”, legde beslag op de drukkerij, nam den uitgever Luby en den redacteur O'Leary benevens andere hoofden der broederschap in hechtenis en kwam in het bezit van papieren, die al de bijzonderheden der zamenspanning behelsden. Dientengevolge werden ook elders onderscheidene personen gevat, de garnizoenen gewaarschuwd en Cork en Dublin in staat van beleg verklaard, terwijl linieschepen, fregatten en kanonneerbooten de havens en kusten bewaakten. De Fenians waren overrompeld, en nergens werd de rust gestoord. De Amerikaansche zendelingen, die daarvan onkundig waren gebleven, vielen in handen der regéring, en aanzienlijke geldsommen desgelijks. In October 1865 kwam ook Stephens in hechtenis, die onder een geleenden naam een prachtig buitenverblijf bij Dublin bewoonde. Van hare aanvoerders beroofd en niet eens door de lersche bevolking met sympathie begroet, verdween de broederschap der Fenians in Ierland.
Daarmede was echter de zamenzwering nog geenszins vernietigd. In Amerika bleef men steeds met geestdrift bezield voor de lersche Republiek. Stephens ontsnapte uit de gevangenis, — er werd nogmaals een congres zamengeroepen te New-York, en men benoemde er O'Mahoney tot voorzitter van het toekomstig gemeenebest. Deze nu vestigde zich in een prachtig gebouw te New-York en vormde zich een ministérie, waarna hij eene belasting uitschreef, die zijne schatkist van het noodige geld voorzag. Oneenigheden, in den boezem der broederschap ontstaan, werden door Stephens, die inmiddels Amerika bereikt had, bijgelegd, en daar men steeds hoopte op een oorlog tusschen Engeland en de Vereenigde Staten, stelde men vast, dat O'Mahoney Canada zou bedreigen, terwijl Stephens belast werd met de taak, om den inval der Fenians in Ierland te bevorderen.
Gedurende den winter van 1865 op 1866 hield men zich bezig met de uitvoering dier plannen. In het voorjaar werden wapens uit Amerika aangevoerd naar Ierland, en Amerikaansche zendelingen slopen er overal rond. In Maart vermeerderde hun aantal op eene dreigende wijze. Doch nu schorste de Engelsche regéring de habeas-corpus-acte, zoodat de gevangenneming van verdachte personen zeer gemakkelijk werd, en de hoofden van den opstand verdwenen of werden in den kerker geworpen, zoodat de omwenteling wederom mislukte.
Met de onderneming tegen Canada ging het niet veel beter. Wel vereenigden zich tegen den zomer eenige benden Fenians ten gezamenlijken getale van 4- of 5000 man, om in Canada te vallen, doch zij vonden geene sympathie bij de Amerikaansche regéring, terwijl generaal Meade hun verhinderde, de grenzen van het Engelsche grondgebied te overschrijden, en de vrijwilligers uit Canada tegelijk met de Engelsche troepen behoorlijk op hunne hoede waren. In eenige gevechten werden honderde Fenians gedood en gewond, en de overigen namen de vlugt, zoodat deze vijfdaagsche veldtogt reeds een einde had genomen, toen het berigt van zijn aanvang ons werelddeel bereikte.
Zoo zagen de Fenians hunne plannen mislukken. Geen wonder: hunne strijdkrachten waren te klein met betrekking tot de grootte van hunne onderneming, en zij vonden geen steun bij de Amerikaansche regéring. Aan een vernieuwden inval in Canada werd niet gedacht. Ook verklaarde zich Stephens bij het houden eener vergadering te New-York in 1866 tegen het in opstand brengen van Ierland. Immers Engeland had krachtige maatregelen genomen om dien te dempen, zoodat men voor ’s hands diende te wachten. In weerwil van dien raad nam men het besluit, om nogmaals en terstond pogingen aan te wenden tot herstel van Ierlands onafhankelijkheid. Vijftig leden der broederschap, waarbij zich de latere verrader Massey bevond, alsmede de krijgsoversten Halgin, Burke, Macafferty, Kelly, Deasy enz., begaven zich naar Ierland, om er eene nieuwe zamenzwering in het leven te roepen. Men maakte het plan, om met Fenians, die te Liverpool en Manchester geworven waren, in de eerste plaats de citadél van Chester en de daar aanwezige wapenen te veroveren, daarna de spoorwegen en telegraaflijnen te vernietigen, en met den behaalden buit naar Ierland te snellen, om er bij Dublin en elders het vuur van den opstand te ontsteken.
Doch de bedoelde aanval op Chester werd ’s avonds te voren door verraad aan de Engelsche regéring bekend gemaakt en mislukte geheel en al. Ook een vervroegde opstand te Kerry, in het westen van Ierland, leidde tot niets. Intusschen hadden de Fenians geenerlei verlies van wapens of manschappen geleden, zoodat zij meenden, 3 weken later een slag te kunnen slaan. Op den 5den Maart 1867 kwamen de lersche Fenians op 3 plaatsen in opstand, doch deze was reeds na verloop van 3 dagen geheel en al gedempt. Het aantal opstandelingen beliep niet meer dan 2- of 3000 man, die geene andere heldendaden verrigtten, dan dat zij op ettelijke plaatsen spoorwegen en telegraafdraden vernielden, wapens wegroofden, en eenige bureaus van policie en eenige woningen van kustbewakers in brand staken. Hunne benden, die zich hier en daar vertoonden, waren in een volgend uur ontbonden en verdwenen, zoodat de Britsche troepen nergens een vijand aantroffen. — Voorts verscheen in April van laatstgenoemd jaar eene Amerikaansche stoomboot met 40 of 50 Fenians voor de lersche kust; deze stapten eindelijk nabij Waterford aan land, om er de republiek uit te roepen, doch bevonden zich eenige uren daarna reeds in de handen der policie.
Door deze tegenspoeden was de kracht der zamenzwering gebroken, — vooral ook omdat hare hoofden zich grootendeels in de gevangenis bevonden. Intusschen bleef het Fenianismus voortwoelen; het poogde kwaad te stoken onder de talrijke Ieren in de fabrieken handelsteden en zocht den burgeroorlog op Engelands bodem over te brengen. Zoodoende vernederde zich het Fenianismus van eene politieke partij tot eene roofzieke oproerbende. Tot 2-maal toe trad het op eene gewelddadige wijze te voorschijn. In de eerste plaats tot bevrijding van Kelly en Deasy, twee aanvoerders, die te Manchester zich in de gevangenis bevonden. Zij ontsnapten na eene worsteling, waarin een sergeant der policie gedood werd, terwijl onderscheidene policie-agenten wonden ontvingen.
Vele aanvallers echter werden gegrepen, en de 3 belhamels op den 23sten November te Manchester ter dood gebragt. In de tweede plaats waagden zij eene poging, om 2 andere aanvoerders, Burke en Casey, uit den kerker te Londen te verlossen. Hiertoe deden de Fenians een der gevangenismuren met een aantal nabijgelegen huizen in de lucht vliegen. Dit gruwelijk bedrijf verschafte echter geene vrijheid aan de gevangenen, maar was oorzaak, dat 40 of 50 personen gedood werden. De aanleggers werden intusschen gevat en met den dood gestraft.
Schoon de beweging der Fenians niet in staat was, Ierland los te scheuren van GrootBrittanje, toch kan men niet ontkennen, dat zij gunstige gevolgen heeft gehad voor het „Groene Erin”. Immers de Britsche regéring heeft zich gehaast, om door verschillende besluiten in 1869 en 1870 de voornaamste grieven der Iersche bevolking weg te nemen. Hierdoor is althans voor ’s hands de rust in Ierland hersteld, — en wél zoozeer zelfs, dat de regéring geen bezwaar maakte om in 1870 eene gedeeltelijke en in 1871 eene nagenoeg algemeene amnestie te verleenen aan de gevangene Fenians. Ook de uitzigten der Amerikaansche Fenians zijn door de vredelievende schikkingen van Groot-Brittanje en de Vereenigde Staten geheel en al verdwenen.