Evágoras of Euágoras, een zoon van Nícocles en beheerscher van Cyprus, wordt door de Ouden voorgesteld als het toonbeeld van een goed koning.
Hij was een afstammeling van Teucer, den zoon van Télamon en den stichter van de stad Sálamis op Cyprus. Daar een zijner voorvaderen door een Phoenicischen indringer van den troon gestooten was, leefde hij ambteloos te Sálamis, doch na een opstand moest hij de wijk nemen naar Cilicië. In 410 vóór Chr. keerde hij echter terug, verjoeg den tyran en nam den hem toekomenden troon in bezit. Door bemiddeling van Conon werd hij door Artaxerxes in zijne waardigheid erkend en allengs bragt hij het geheele eiland onder zijne heerschappij. Met Conon, die na den slag bij Aegospotamos met het overschot zijner vloot te Sálamis redding zocht, sloot hij een vriendschapsverbond, waarin ook Athene werd opgenomen.
Toen de Perzen hem bij herhaling lastig vielen, verklaarde hij hun den oorlog, en, geholpen door Achoris, koning van Egypte, en door de Atheners, streed hij met grooten voorspoed. Aan den Vrede van Antálcidas, waarbij de Grieken de opperheerschappij der Perzen over Cyprus erkenden, wilde hij zich niet onderwerpen, maar zette den oorlog voort. Door de Perzische overmagt aangevallen, verdedigde hij zich, ondersteund door zijne bondgenooten, met ongemeene volharding, doch zag zich door de belegering van Sálamis eindelijk genoodzaakt, om aan Perzië alle steden op Cyprus, behalve laatstgenoemde, af te staan en zelf schatting te betalen. Niet lang na het sluiten van den vrede werd hij vermoord (374 vóór Chr.); de lijkrede, door den beroemden lsócrates bij die gelegenheid uitgesproken, is bewaard gebleven.