Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Eszek

betekenis & definitie

Eszek, in het Latijn Essekinum, in het Illyrisch Oszik en in het Duitsch Esseck, is eene koninklijke vrijstad en vesting in Oostenrijksch Slavonië op den regteroever der Drave, waarover aldaar eene houten brug is gelegd, die naar het Hongaarsche landschap Baranya leidt. Zij bestaat uit de eigenlijke stad, de Boven-, Beneden- en Nieuwstad, welke door eene breede esplanade gescheiden zijn.

Het voornaamste plein is er het Paradeplein met de Drievuldigheidszuil, en tot de voornaamste gebouwen behooren er de groote kazerne, het raadhuis en het voormalig provincie-huis. Men heeft er eene kamer van koophandel en nijverheid, eenige kerken, een paar kloosters, een gymnasium, eene school van middelbaar onderwijs, 4 zijde-fabrieken enz., benevens ongeveer 14.000 inwoners. Belangrijk is er de handel in graan, vee en huiden.

Deze stad verheft zich op de plek der Romeinsche kolonie Mursia Aelia, die door keizer Hadrianus gesticht werd en, als gelegen aan het vereenigingspunt van belangrijke handelswegen, zich voorspoedig ontwikkelde en de hoofdstad werd van Beneden-Pannonië. Reeds in 325 na Chr. werd er een bisdom opgerigt. Attila verwoestte de kolonie in 447, waarna ook het bisdom opgeheven werd. In de 6de eeuw vestigden zich aldaar de Slawonen, en toen in 1091 Slawonië werd opgenomen in het koningrijk Hongarije, bouwde men er bij het dorp, hetwelk het voormalige Mursia vertegenwoordigde, het kasteel Oszek.

In 1526 werd Eszek door de Turken ingenomen, die haar 1½ eeuw in bezit hielden en door 20.000 Christen-slaven over de moerassige boorden der Drave eene stevige brug lieten slaan ter lengte van een uur gaans. Zij werd door Nicolas Zriny in 1664 verwoest, maar door de Turken in korten tijd hersteld. Den 29sten September 1687 kwam Eszek weder onder de heerschappij van Oostenrijk, werd in 1712 in eene vesting van den tweeden rang herschapen en in 1809 tot een Koninklijke vrijstad verheven. Gedurende den laatsten Hongaarschen opstand werd zij door Bathyanyi verdedigd tegen de Keizerlijke troepen, die onder aanvoering van generaal Frebersberg haar na eene belegering van eenige weken innamen (1849).

< >