Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Escury

betekenis & definitie

Escury (Collot d’). Onder dezen naam vermelden wij:

Daniël Collot d’Escury, een afstammeling van een oud en aanzienlijk Fransch geslacht. Hij werd geboren in 1643, was heer van Touche en van Laudauran, en diende als ritmeester in het Fransche leger. Na de opheffing van het Edict van Nantes nam hij met zijn vader en met zijn huisgezin de wijk, eerst naar Basel en vervolgens naar de Nederlanden. De vader vestigde zich te Nijmegen, waar hij door den prins van Oranje met onderscheiding bejegend werd en in 1686 overleed.

Zijn zoon Daniël werd kapitein bij het leger van prins Willem III, trok met dezen naar Engeland, diende er als majoor in het regiment van Schomberg, en overleed te Dublin in 1714.

Zijn zoon Henry, geboren in 1682, bekleedde den rang van majoor bij het leger der Staten en overleed te Zwolle in 1733, en een zoon van dezen, Simon Petrus genaamd, was heer van Naaldwijk en Sliedrecht en behoorde tot het Collégie van Gecommitteerde Raden van Holland en West-Friesland, terwijl een zoon van laatstgenoemde, Robert geheeten en geboren in 1753, eerst luitenant was bij de Hollandsche Garde van prins Willem V en daarna achtereenvolgens ontvanger-generaal van de Marine der Bataafsche Republiek, lid van het Wetgevend Ligchaam (1806) en lid van het Collégie van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland (1821-1834), en den 11den Februarij 1834 overleed.

Hendrik, baron Collot d’Escury, heer van Heinenoord, een telg van hetzelfde geslacht. Hij werd geboren te Rotterdam in 1773, studeerde te Groningen in de regten en gaf reeds vroeg proeven van uitstekenden aanleg voor de beoefening der Latijnsche dichtkunst, welke vooral bleek in een gedicht tot verheerlijking van het zilveren echtfeest van Willem V.

De omwenteling van 1795 sloot voor hem de staatkundige loopbaan, zoodat hij zich tot aan 1815 wijdde aan de studie der letteren. In laatstgenoemd jaar werd hij curator der Leidsche hoogeschool en bewees belangrijke diensten bij de zamenstelling der wet op het academisch onderwijs. Voorts werd hij door de Staten van Holland afgevaardigd naar de Tweede Kamer en door den Koning benoemd tot staatsraad, en voorts eerst tot ridder, daarna tot commandeur van de orde van den Nederlandschen Leeuw. Hij was tevens lid van de voornaamste letterkundige genootschappen van ons Vaderland, en overleed te ’s Hage den 14den Mei 1845.

Hij schreef: „Carmen in nuptiale sacrum, a celsissimo et serenissimo Arausionis et Nassaviae principe Gulielmo V et regia conjuge renovatum (1792)”, — „Musae juveniles (1797)”, — „Carmina (1800)”, — „Carminum fasciculus (1817)” — en „Hollands roem in Kunsten en Wetenschappen (1824-1844,7 dln)”, een voor dien tijd uitstekend werk, dat echter wegens zijn overlijden onvoltooid is gebleven.

< >