Empyeem, afkomstig van 2 Grieksche woorden die in en etter beteekenen, noemt men in het algemeen eene etterverzameling in eenig ligchaamsdeel, en tegenwoordig meer bepaald eene in de borstholte.
Tot de oorzaken behooren ontstekingen van het longweefsel, van het longvlies of van het borstvlies, waarbij de afgescheidene stoffen niet in den vorm van etterachtige fluimen door de luchtpijpvertakkingen opgehoest, maar in de borstholte teruggehouden worden. Tot de verschijnselen van deze ziekte behooren: Benaauwdheid bij de ademhaling, — bij percussie een doffe toon op de plaats, waar zich de etter bevindt, — bij auscultatie geene ademhaling aldaar, — op de grens der etterverzameling een tinnitus metallicus, — en een stemgeluid van den lijder, als hij bij dit onderzoek spreekt, hetwelk aan dat eener geit herinnert (aegophonie).
Voorts is het hart naar de gezonde zijde verschoven, en de tusschenribsruimten zijn aan de zieke zijde grooter dan aan de gezonde. Van de lever voelt men den scherpen rand duidelijker en lager dan in den normalen toestand. De lijder vermagert, hoewel de ontstekingsverschijnselen afnemen; hij kan slechts op de zieke zijde liggen, daar de gezonde long anders te veel in hare verrigting belemmerd wordt, en als het empyeem een grooten omvang verkrijgt, werkt de borstkas aan de zieke zijde volstrekt niet bij de ademhaling, daar de long zich wegens het omringende vocht niet kan uitzetten. Slechts zelden eindigt deze ziekte met genezing door opslorping of doordien zich het vocht door de longen of door de borstkast een weg baant. Somtijds kan eene kunstmatige opening in de borstkas genezing brengen.