Onder dezen naam vermelden wij:
Hendrik Herman Donker Curtius, een verdienstelijk Nederlandsch godgeleerde. Hij werd geboren te ’s Hertogenbosch in 1778, studeerde te Utrecht in de theologie, verdedigde aldaar in 1799 een specimen „De Apocalypsi” en was achtereenvolgens predikant te Blaricum en Laren, te Muiderberg en te Arnhem (1802) waar hij den 25sten Julij 1839 overleed. Van zijne geschriften noemen wij: „Verhandeling over de opstanding der dooden (1805)”, —en „Verhandeling over den zin, in welken wij de leer van Jezus Christus en zijne Apostelen als van God zelven geopenbaard moeten beschouwen”, welke beide door het Haagsch Genootschap tot verdediging van de Christelijke godsdienst met goud zijn bekroond, — alsmede eenige leerredenen, waaronder zich een nagelaten bundel bevindt. Donker Curtius was een hoogst verdienstelijk man, die gedurende zijn geheele leven en bepaaldelijk gedurende de 14 jaren van zijn voorzitterschap van de Synode de belangen van zijn kerkgenootschap ijverig ter harte nam. Hij onderscheidde zich tevens als redenaar, als geleerde en als bevorderaar van verlichting en beschaving. De académie te Harderwijk benoemde hem in 1812 eershalve tot doctor in de godgeleerdheid, — voorts was hij ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw, lid van het Zeeuwsch Genootschap van Wetenschappen, van de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden, van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap enz.
Willem Boudewijn Donker Curtius van Tienhoven, een verdienstelijk Nederlandsch regtsgeleerde. Hij werd geboren te 's Hertogenbosch den 29sten December 1778, studeerde in de regten, bekleedde eerst de waardigheid van vice-president, daarna van president van den Hoogen Raad der Nederlanden, en ontving op gevorderden leeftijd zijn eervol ontslag met den titel van minister van Staat. Ook was hij commandeur der orde van den Nederlandschen Leeuw en ridder met de Ster van de orde der Eikenkroon, en overleed den 16den April 1858. Hjj schreef „Bijdragen tot den waterstaat der Nederlanden (1819)”, — „Vrijmoedige gedachten op het ontwerp van Burgerlijk Wetboek enz. (1819—1820, 6 stukken)”, — en „Over de theorie der straffen en het bewijs der misdaden naar het ontwerp van het Strafwetboek van de Nederlanden (1827)”.
Dirk Donker Curtius, een uitstekend en vrijzinnig Nederlandsch staatsman. Hij werd geboren den 20sten October 1792, en toen men hem in 1813 ten onregte tot de krijgsdienst opriep, weigerde hjj daaraan te voldoen, zoodat hij met 4 anderen gevankelijk naar Frankrijk gebragt werd. Nadat hij gepromoveerd was in de regten, vestigde hij zich als advocaat te ’s Hage en bevond zich toevallig te Brussel, toen er in 1830 het oproer uitbarstte. Daar hij bevriend was met onderscheiden liberale leden der Tweede Kamer aldaar, spoedde hij zich uit hun naam met de Brusselsche postkar naar ’s Hage, om den Koning bekend te maken met de grieven der Belgen. In zijn bestoven reisgewaad werd hij aanstonds bij Willem I toegelaten en hij bezwoer dien Vorst, om aan die grieven gehoor te verleenen. Ten slotte zeide hij: „Sire, geef mij daarvan slechts één woord schrifts mede, dan keer ik terstond terug, en ik durf Uwe Majesteit mijn woord geven, dat het onweder zal worden afgewend”. De Koning bleef echter onverzetteljjk, zoodat Donker Curtius verzekerde: „Sire, dan is België voor u verloren, en ik heb de eer, Uwe Majesteit te groeten”. De uitkomst heeft zijne voorspelling bewaarheid.
In 1848 werd Donker Curtius, als de vlagvoerder der liberale partij, benoemd tot lid der staatscommissie, belast met het ontwerpen van eene nieuwe Grondwet, werd daarna lid van het tijdeljjk kabinet en vervolgens definitief minister van Justitie. In 1849 bij de optreding van het ministérie Thorbecke legde hij de portefeuille neder. Daarna was hij lid van de Tweede Kamer tot Augustus 1850, en nogmaals minister van Justitie van April 1853 tot 1 Julij 1856. Toen werd hij benoemd tot minister van Staat en leidde een ambteloos leven. Hij overleed te Spa in Julij 1864. Hjj was vooral een ijverig voorstander van de vrijheid van drukpers, welke hij „de Koningin der aarde” noemde.
Boudewijn Donker Curtius, een zoon van Willem Boudewijn. Hjj werd geboren te Dordrecht in 1803, studeerde en promoveerde te Leiden in de regten en in de wis- en natuurkunde, zag er in 1824 zijne sterrekundige prijsverhandeling met goud bekroond, en vestigde zich als advocaat te Amsterdam. Hier was hij gedurende 25 jaar een van de meest-geachte leden der balie, werd ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw, lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland, voorzitter van de Rijn-Spoorwegmaatschappjj, en overleed in de badplaats Ems in Augustus 1856.