Demiurg, afkomstig van een Grieksch woord (demiourgos), hetwelk werkmeester of schepper beteekent, is in de cosmologie der Gnostieken de schepper der zinnelijke wereld. Het gevoelen, dat de hoogste god, als een reine geest, niet in aanraking kan komen met de stof, leidde tot de onderstelling, dat er een wezen van minderen rang bestaat, hetwelk met de geesten, aan zijne magt onderworpen, de zinnelijke wereld uit den chaos heeft te voorschijn geroepen.
Volgens de Valentinianen is hij de zoon van de uit het rijk des lichts afkomstige „Sóphia (wijsheid)” en tevens de hoofdleider (archon) van het sterrenheir. Aan de door den demiurg geschapene menschen kon deze alleen zijne eigene zwakke natuur — de psyche (ziel) — mededeelen, weshalve zijne moeder hun een hooger beginsel — den pneuma (geest) — schonk. Intusschen belette zoowel de magt van het booze in de stof als de tegenwerking van den psychischen demiurg de ontwikkeling van dat beginsel.
Daar hij zich zelven voor den hoogsten god hield, kon hij de menschen niet tot de kennis van dezen opleiden. Hij gaf hun de gebrekkige wet van Mozes, die enkel tijdelijk geluk beoogt, en zond tegen de geesten der hyle (stof) enkel een psychischen en dus magteloozen bevrijder, namelijk den mensch Jezus. — Bij de Kerkvaders draagt de demiurg ook den naam van logos, wanneer hij voorgesteld wordt als een werktuig van God bij de schepping der Wereld.