Een Duitsch tooneeldichter, werd geboren te Weenen den 21sten Junij 1794. Hij studeerde aanvankelijk in de regten, maar wijdde zich weldra aan de letteren, en werd in 1817 bekleed met het hoogleraarsambt in de aesthetica aan de Ridder-Académie in zijne geboortestad.
In 1832 werd hij vice-directeur van den hof-schouwburg, in 1834 regéringsraad, in 1841 referent voor zaken van censuur, daarna adviseur van den Stadhouder van Neder-Oostenrijk in zaken, die de letterkunde en het tooneel betroffen, en hij overleed te Weenen den 12den Julij 1859. Zijne tooneelstukken, veelal klein van omvang, onderscheiden zich door een frisch gevoel, door eene beschaafde taal en door eene keurige mise-en-scène. Van de stukken, in zijne „Gesammelte dramatische Werke” bevat, vonden „Hans Sachs (1829)” en „Garrick in Bristol (1834)” den meesten bijval. Tot zijne beste blijspelen behooren: „Die verschleierte Dame,” — „Das Bild der Danaë, — en „Ehestandsqualen”, en ongemeen fraai is ook „Die rothe Schleife”. Voorts heeft hij „Gedichte” en ook „Novellen” uitgegeven en gedurende 21 jaar aan het hoofd gestaan der redactie van de „Jahrbücher der Literatur.”