Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Dedel

betekenis & definitie

Dedel is de naam van een aanzienlijk Nederlandsch geslacht. Van de leden, die in hooge betrekkingen zijn werkzaam geweest, vermelden wij:

Nicolaas Dedel, geboren te Delft den 26sten Januarij 1596. Hij was de zoon van Willem Joosten Dedel, bewindhebber der Oost-Indische Compagnie te Delft, en de kleinzoon van Joost Willem Dedel, burgemeester van Leiden en aldaar overleden den 11den Mei 1574. Nicolaas studeerde te Leiden in de regten en werd er buitengewoon hoogleeraar in die faculteit in 1624. Hij stierf daar ter plaatse den 28sten Februarij 1649, terwijl zijn broeder Johan eerst raad en later voorzitter werd in het Hof van Holland, Zeeland en Friesland, alwaar een jongere broeder, Willem genaamd, griffier was. Tot zijne afstammelingen belmoren:

Willem Gerrit Dedel, geboren te Amsterdam den 20sten April 1734. Hij promoveerde in de regten, vestigde zich te Amsterdam en werd er achtereenvolgens commissaris, schepen, raad, hoofdofficier en in 1784 burgemeester. Hij behoorde in 1787 tot de Prinsgezinde partij en wekte daardoor het ongenoegen des volks, dat hem in de burgemeesterskamer opsloot. Wèl werd hem een uitweg aangewezen, maar hij gaf ten antwoord, dat hij als een eerlijk man langs den grooten trap het stadhuis had bereikt , en het ook langs dienzelfden weg wenschte te verlaten. Kort daarna werd hij van zijne waardigheden beroofd, doch hernam die in hetzelfde jaar, en belette den intogt der Pruissen, waardoor hij de algemeene toegenegenheid herwon. Hij bleef aan het bewind tot in 1795, en overleed 2 jaar daarna.

Pieter Samuël Dedel, oudste zoon van den voorgaande. Tot doctor in de regten bevorderd, werd hij in 1787 benoemd tot secretaris bij de schepensbank te Amsterdam en ontslagen in 1795. In 1807 werd hij inspecteur der posterijen, in 1819 lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nam zijn ontslag in 1837, en overleed den 8sten November 1851. Hij was in 1816 opgenomen in den Nederlandschen adelstand en in 1828 benoemd tot lid der Maatschappij van Nederlandsche letterkunde te Leiden.

Salomon Dedel, een broeder van reeds vermelden Willem Gerrit. Hij werd geboren te Amsterdam den 18den December 1739, trad in dienst der Marine, geraakte in 1762 slaags met de Engelschen, ontving eene wonde in het aangezigt en werd door de overmagt naar Duins opgebragt. Vervolgens tot kapitein benoemd, streed hij in 1776, als bevelhebber ; van de „Mars” van 36 stukken, in de Middellandsche Zee, voerde in den slag bij Doggersbank het bevel op de „Holland” van 64 stukken onder den schout-bij-nacht Zoutman, moest er met zijne manschappen het wegzinikend vaartuig verlaten, werd daarna tot schout-bij-nacht bevorderd, en overleed den 15den October 1800.

Saloman, baron Dedel, een' zoon van den voorgaande. Hij werd geboren den 25sten April 1775, nam desgelijks deel aan den slag bij Doggersbank, was later achtereenvolgens gezant te Stokholm, Madrid en Londen, en overleed in Engelands hoofdstad den 17den Augustus 1846. Hij was ridder der Militaire Willems-orde 3de klasse en commandeur en grootkruis der orde van den Nederlandschen Leeuw. Ook bij was in 1815 in den Nederlandschen adelstand opgenomen,

< >