Cottin (Sophie), geboren Ristaud, eene Fransche romanschrijfster, aanschouwde het levenslicht te Tonneins, in het departement Lot-Garonne, in het jaar 1773. Nadat zij op 17-jarigen leeftijd gehuwd was, verloor zij 3 jaar later haren echtgenoot en zocht afleiding in het schrijven van romans, zonder echter het voornemen te koesteren, om ze in het licht te geven. Eerst toen één harer vrienden, uit Frankrijk verbannen, behoefte had aan 50 Louis d’or, verkocht zij het handschrift van „Claire d’Albe (1799)”. Nu ging zij voort op den ingeslagen weg en deed „Malvina (1800, 3 dln)”, — „Amélie Mansfield (1803, 4 dln)”, — „Mathilde (1805, 5 dln)”, en „Elisabeth ou les exilés de Sibérie (1806, 2 dln)” in het licht verschijnen.
Hare geschriften, die van menschenkennis en gevoel getuigen en zich daarenboven door een fraaijen stijl onderscheiden, vonden grooten bijval en zijn ook alle in het Nederlandsch vertaald. Niettemin werden zij gehekeld door eene scherpe critiek, — zelfs door die van mevrouw de Genlis na den dood der schrijfster, welke voorviel op den 25sten Augustus 1807. Zij besteedde de opbrengst van hare werken aan weldadige doeleinden. Hare „Oeuvres complètes” zijn bij herhaling uitgegeven (1806 en 1820).