Cortenaar (Egbert Meeuwszoon), een Nederlandsch zeeheld, nam in 1653 als kapitein deel aan den zeeslag tegen de Engelschen, waarin de admiraal Tromp sneuvelde, en in 1658 aan den fellen strijd in de Sond tegen de Zweden. Hij werd in 1659 tot vice-admiraal bevorderd en door Frederik III, koning van Denemarken, met de ridderorde van den Olifant versierd en met een jaargeld begiftigd. In 1661 vertrok hij met eene vloot van 20 schepen naar Portugal ter bescherming van den handel, en zag zich in 1665 benoemd tot luitenant-admiraal bij het collégie ter Admiraliteit van de Maas.
Kort daarna — op 13 Junij van laatstgenoemd jaar — verbrijzelde in den zeeslag tegen de Engelschen bij Lowestoft een kanonskogel hem het been, zoodat hij weldra overleed. Zijn stoffelijk overschot werd ter aarde besteld in de Groote Kerk te Rotterdam, alwaar een prachtig gedenkteeken, door Verhulst in marmer gehouwen, in 1669 ter zijner eer verrees met het opschrift van G. Brandt:
De Heldt der Maes, verminckt aan oog en rechterhand; En echter ’t oog van ’t Roer, de vuyst van ’t Vaderlandt De groote Kortenaer, de schrik van ‘s vijandts vlooten D’ Ontsluiter van de Sondt, leyt in dit graf beslooten